'Je reist alleen en draagt je eigen koffer'
- Nieuws
- 'Je reist alleen en draagt je eigen koffer'
Velen kennen Bart Chabot. Als schrijver, als biograaf van Herman Brood of van tv. Maar wie kent Bart Chabot echt? Pas wanneer hij in 2018 voor de zoveelste keer in het ziekenhuis belandt en de dood in de ogen kijkt, stelt hij zichzelf, na lang uitstel, deze vraag. In Kunststof vertelt hij over zijn nieuwste boek: Mijn vaders hand. Hij blikt terug op zijn jeugd in Den Haag en de moeilijke band die hij had met zijn ouders.
Video niet beschikbaar
Boek dat Bart Chabot niet wilde schrijven
Bart Chabot: "Ik wilde dat boek helemaal niet schrijven. Ik had twee andere boeken geschreven toen ik werd ontboden bij mijn uitgeverij. Hartstikke mooi zeiden ze, maar eerst ga je een boek over je jeugd schrijven. Wilde ik helemaal niet, want wat heeft het voor zin? Die herinneringen zijn de lijken die ik ooit verzwaard heb laten afzinken."
"Maar ik kon het verzoek niet negeren. Ik ben er aan begonnen en na twee maanden wilde ik al stoppen. Mijn goede vriend Ronald Giphart zei: 'Ben je nou helemaal besodemieterd. Natuurlijk ga je door.' Ik had er niet zo'n trek in om alles in volle glorie terug te zien. Ik had het mijn hele leven weggestopt. Uit zelfbescherming natuurlijk. Altijd met het verleden bezig zijn is een te grote rem in het leven. Ik heb altijd alles zelf opgelost, ik heb het gered zonder therapie."'
Oefening van berouw
"Ik kom uit een katholiek gezin", vertelt Chabot. "Na het eten ging het gezin op de knieën voor het avondgebed. Dat was de oefening van berouw en ik moest voorbidden. Maar ik sprak te snel en te onverstaanbaar, dat zat er toen al in. Dus dat moest steeds opnieuw van mijn vader en als het niet lukte kreeg ik een dreun. Ook tijdens de avondmaaltijd kon je van alles overkomen. Er was veel wat mijn vader niet beviel en dan volgde een hardhandige afstraffing."
"Erger dan de fysieke straffen waren de vernederingen. Mijn vader noemde mij 'Die Figuur', hij noemde me niet meer bij mijn naam. Ik kreeg vele malen te horen dat ik niet geboren had moeten worden. Dat grijpt veel dieper in in je wezen. Zoals ik schrijf dwarrelde ik in stukjes uit elkaar en liet me langzaam opheffen."
Ik ben beschadigd geraakt en heb dat niet kenbaar gemaakt aan mijn kinderen.
"Met mijn familie heb ik gebroken en ik heb mijn bestaansrecht teruggevonden in mijn gezin. Uit rebellie tegen mensen die niet in mij geloofden. Mijn keus om dichter en schrijver te worden heeft daar alles mee te maken. Jules Deelder en Herman Brood namen mij als groentje mee naar hun optredens, zij werden mijn beste vrienden. Die manier van leven werd niet geapprecieerd door de familie."
"Nog een keer was er een confrontatie met mijn vader, die destijds consul was in Vancouver. Ik was daar op bezoek en hij vroeg of het klopte dat ik bevriend was met Herman Brood. Had hij in de knipselmap gelezen. Hij hief een typemachine om naar me te gooien en ik – heel gedurfd – zei toen: 'pap, dat is rijkseigendom'. Hij koos ervoor om het apparaat terug te zetten."'