De prijs van Google-subsidies
- Nieuws
- De prijs van Google-subsidies
De Volkskrant, RTL Nieuws en het Instituut voor Beeld en Geluid krijgen alledrie subsidie van Google voor innovatieve projecten. In totaal gaat het nu om 750.000 euro. Ze gaan onder meer onderzoeken hoe je oudere verhalen kunt voorschotelen aan lezers die daarin geïnteresseerd zijn.
Video niet beschikbaar
In het Mediaforum kwam Sjors Fröhlich, de hoofdredacteur van BNR, direct uit de kast als eerdere ontvanger van zo’n Google subsidie. Hij had de Smart Radio-app van zijn zender niet zonder die subsidie kunnen ontwikkelen zegt hij. Hij benadrukt dat Google zich nooit met inhoud heeft bemoeid, en dat het aannemen van het geld zijn onafhankelijkheid niet heeft aangetast.
Omroepbaas Jan Slagter van Max vindt de bedragen die Google voor subsidies uittrekt te laag. Voor een miljardenbedrijf als Google zijn dit soort bedragen echt maar 'peanuts'.
Google geeft het volgende als motief voor de journalistieke subsidies: "Google's belangrijkste product is de zoekmachine, en de zoekmachine kan alleen bestaan als er op internet goede, interessante en belangrijke content te vinden is. Ontzettend veel van zulke content is afkomstig uit de journalistiek. Dat betekent dus dat als het goed gaat met de journalistiek, het ook goed gaat met Google. Bedenk veder dat Google's missie is om informatie beschikbaar en doorzoekbaar te maken. Zo'n missie kun je alleen uitvoeren in sterke democratieën - anders gezegd: in landen met sterke journalistiek".
Imago
Maar is dat Google’s enige belang? In het tijdschrift van de journalistiekafdeling van Columbia University in New York plaatst Matthew Ingram daar flinke vraagtekens bij.Welke prijzen betalen journalisten als ze subsidies aannemen van bedrijven als Google?
Hij beschrijft in dit artikel, waarin hij ook Facebook's journalistieke liefdadigheid onder de loep neemt, dat Google met het verstrekken van journalistieke subsidies begon in 2006, toen Google in België enorm onder vuur lag in een strijd over auteursrechten. De subsidies stralen natuurlijk positief uit op het bedrijf, en dat kon Google op dat moment goed gebruiken. Juist van journalisten krijgen Google en Facebook altijd veel kritiek, bijvoorbeeld over de verspreiding van nepnieuws en het verkopen van metadata. De subsidies kunnen dus passen in een strategie om goodwill te kweken en een deel van de aversie weg te nemen. Als het Google en Facebook écht om een kwaliteitsimpuls zou gaan, zouden ze veel hogere bedragen investeren, laat Ingram een anonieme ontvanger van een subsidie zeggen.
Anderen interpreteren de donaties van Google als 'guilt money', als een soort aflaten die Google’s geweten zouden moeten zuiveren. Het komt namelijk door bedrijven als Google en Facebook dat het ouderwetse financieringsmodel van traditionele media niet meer werkt. Om advertentie-inkomsten te krijgen zijn nu immers heel andere dingen nodig dan twintig of tachtig jaar geleden.
Beesten
Google en Facebook hebben niet alleen het oude systeem omver geworpen, ze zijn in de jacht op advertentie-inkomsten ook directe concurrenten van de media aan wie ze nu subsidies vertrekken. Concurrenten die op alle fronten sterker zijn dan de media-organisaties, zowel in bereik als in geld. In Ingrams artikel vraagt Siva Vaidhyanathan, hoogleraar media studies aan Columbia, zich af of dat ooit een goede bedrijfskundige beslissing kan zijn. "In toenemende mate voeden de journalistieke instituties de beesten die hen aan het uithongeren zijn."
Dat betekent natuurlijk niet dat de media die geld van Google krijgen daar niet heel nuttige dingen mee kunnen doen. Maar in zijn artikel citeert Ingram toch een anonieme oud-Googlemedewerker die journalisten waarschuwt "dat ze langzaam in een 'corporate machine' worden gezogen die niet hún belangen voorop stelt".
Door de subsidies worden media nóg afhankelijker van Google. Niet alleen in financieel opzicht, denkt Vaidhyanathan, ook in de manier waarop ze opereren. Google en Facebook zijn al de context waarin consumenten nieuws tot zich nemen, dat wordt zo alleen maar versterkt.
Fantastische mogelijkheden
Sjors Fröhlich deelt al die sombere gedachten niet, maar met die laatste constatering is hij het volledig eens. Hij ziet dat alleen niet als een probleem. "Dat is niet alleen de context voor media, dat is de context voor de hele wereld. Als je dat niet wilt, raak je achterop. Je moet mee met de digitalisering, en die biedt ook fantastische mogelijkheden."
Jan Slagter heeft moeite om Facebook en Google te vertrouwen. "Toen Facebook begon, zouden ze mensen met elkaar verbinden, zo was het aan ons verkocht. Google ging ons helpen om informatie te vinden. Maar ondertussen bleek dat een enorm verdienmodel te zijn en zijn we misleid, is er van alles met die data gedaan wat wij niet wisten. Die bedrijven hebben als enige doen om dikke vette winst te maken. Daar is op zich niets mis mee, maar dat is ook hier het doel."