Over coaches en coaches
- Nieuws
- Over coaches en coaches
[AVROTROS] In Trouw van afgelopen woensdag schrijft Esther Scholten een zeer goed verhaal. Ze kijkt met ex-turnster Stasja Köhler (nu 41 jaar jong) terug op haar turnjeugd, afgezet tegen de volkomen idiote acties van turntrainer Gerrit Beltman (en hoogstwaarschijnlijk veel van zijn collega's) en ook wat die beroemde mevrouw Marieke van der Plas van de turnbond allemaal juist niet en wat juist wel gedaan had: wegkijken en doen of er niets aan de hand was en is.
Het is een prachtig geschreven stuk dat de goede verstaander naar tranen brengt. Je zal, als klein sportmeisje, maar aan je haren over de grond getrokken worden door een halve zool met een grote bek. Die man zal maar tegen je zeggen: "Wil je je je soms laten platneuken", als de turnster een streepje mascara boven haar ogen toont. Je zal maar moeten aanhoren van diezelfde trainer dat 'de beste ouders dode ouders zijn'.
En dat gebeurde dus en dat verdween in die o zo fijnzinnige wereld van turnbobo's dus gewoon in de prullenmand. Zelfs een zeven jaar geleden geschreven boek van Köhler, samen met turnster Simone Heitinga, werd hautain weggeschoven: wat dachten al die turnmeisjes wel. Ze mochten blij zijn een turnopleiding te krijgen zoals de wereldtoppers elders allen kregen: tucht, vernedering, afblaffen, intimideren. Wat een fijne wereld was het en, waarschijnlijk, is het nog wel ergens.
Griebels van het soort Beltman zou je langdurig dienen in te sluiten: weg van de (sport)maatschappij en ik besef dat ik nu over de rode lijn stap, omdat ik me niet met strafmaat of wat dan ook moet bemoeien; daar zijn rechters voor.
Tenminste als al die turntrainers van jaren her tot en met tegenwoordig ook voor die rechters zouden kunnen komen na hun faux pas.
Bij de turnbond staat een grote prullenmand en heerst een politiek van verzwijgen, vergeten, liegen en doorgaan en ook al heeft goed journalistiek werk van velen dit jaar niets anders opgeleverd dan overtuigend bewijs dat die griebels allen te ver gingen in hun bespottelijke gedachten hoe je met kinderen topsport moet plegen gebeurde er relatief weinig.
De 'norm' van turntrainers
Collega's Marco Knippen van Haarlems Dagblad en Fabian van der Poll van NRC hebben in 2020 al in diverse uitstekende artikelen over de warboel binnen het gymnastiekverbond geschreven en ons, sportvolgers, duidelijk gemaakt, dat 'de norm' bij turntrainers (wie ze ook waren) naar hoogten steeg die wij gewone mensen en sportvolgers voor onmogelijk houden. Esther Scholten schrijft in de donkerste week van het jaar nog eens op wat een van die turnsters van weleer moest ondergaan in haar wereldje van een klein meisje en een bullebak van een turntrainer.
Lezing maakt je boos, triest en je handen jeuken om…Neen, niet doen, denk ik dan. Schrijf geen ridicule gedachten op, meng je niet in schuld en boete, laat verstandige mensen daarover oordelen, maar stel die 'norm' van al die turntrainers wel aan de kaak.
Vanuit de bond zal je geen woord horen: Huize de Gulden Doofpot staat nog fier overeind.
Ik ben eigenlijk benieuwd wat zo'n sportbestuurder als de beroemde mevrouw Marieke van der Plas voelt als ze in Trouw van afgelopen woensdag het verhaal van Esther Scholten leest.
Komt er dan iets van schaamte naar boven, schaamte of spijt niet eerder opgetreden te hebben? Hoe reageert zo'n vrouw? Lacht ze het weg? Draait ze zich om? Maakt ze het bespreekbaar op een volgende vergadering van turnmensen?
Geen idee.
Ergens in 2020 zag ik haar in een Op1-uitzending niet zo heel sterk optreden en die herinnering blijft. Het was Sander Schimmelpenninck die toen de zeer rake vraag neerlegde: "Is dit de norm?"
Omdat er nog een ander onderwerp aan tafel behandeld moest worden, werd het turnonderwerp wreed afgesneden; een der grootste (zicht- en hoorbare) journalistieke blunders van het jaar.
Esther Scholten komt in de rebound fraai terug in heldere taal. Over twee pagina's beschrijft ze het leven van een turnmeisje zoals Stasja Köhler het haar vertelt.
Relatie coach-sporter
Trainen en coachen van topsporters blijkt een moeilijk vak te zijn.
Dat gold ook voor Bill Sheridan, de Amerikaanse basketbalcoach die in de jaren zeventig van de vorige eeuw een aantal jaren zeer succesrijk was met de nationale mannenploeg en een aantal clubteams. Sheridan overleed afgelopen Kerst op 78-jarige leeftijd. Hij was op, zoals het dan heet.
Hij ging op zijn manier met de toppers van toen om; behandelde ze als gelijken en gaf ze het woord als ze dat wilden. De traditionele coach-sporter-verhouding gooide hij overboord, vanaf de eerste interland Denemarken-Nederland in 1973 die hij meemaakte.
Toegegeven: Sheridan was een koppige man, opgeleid bij de Marines in de USA, afgestudeerd op Fordham in New York en bij toeval terecht gekomen in Nederland.
Onderling begrip, openstaan voor sommige zaken die in die dagen 'vreemd' waren in de topsport (als een van zijn spelers flink was gaan zuipen na een wedstrijd, zei hij daar alleen maar over: "Ik hoop dat je plezier hebt gehad en dat de hoofdpijn meevalt.") en vooral het kweken van een zekere kameraadschap binnen de nationale ploeg, waren zijn sterke kanten.
Vertrouwen
Hij trof in Nederland een gulden generatie (Akerboom, Woudstra, Dekker, Ombre, Van Vliet, Pluim, Van Helfteren, Sikking, Kip, Harrewijn, Sideris, Gorter) en haalde 'bijna' de Olympische Spelen van 1976 in Montréal.
In de allerlaatste wedstrijd van het moordend zware kwalificatietoernooi van Hamilton, Ontario, werd de nog met negen 'hele' spelers opererende Oranjeploeg verslagen door Tsjechoslowakije, na eerder grootmachten Spanje en Brazilië verslagen te hebben.
Hoe Sheridan dat deed?
Had hij een norm?
Ja, en die norm heette vertrouwen hebben in elkaar, trainen, lachen, lol maken, nog harder trainen en wedstrijden gaan winnen. Je moest geestelijk en lichamelijk in evenwicht zijn, daar ging het om.
In Hamilton moesten er negen wedstrijden in twaalf dagen gespeeld worden; een nauwelijks vol te houden exercitie waar nog nooit een Nederlands team aan toe was gekomen.
Niet op terugkomen
In het midden van die reeks, voor een ochtendtraining, liet Sheridan de teambus naar een ijstent bij een grote mall rijden, nodigde zijn spelers uit op het terras van Baskin Robbins 31 Flavours en liet zijn spelers lekker ijs eten, waarmee de ochtendsessie afgesloten werd; de spelers konden weer gaan rusten, er werd geen bal aangeraakt en niet gesprint of geschoten. Vervolgens werd Brazilië, een zekere Olympische klant, uit het toernooi gespeeld, hetgeen in de basketbalwereld een sensatie betekende.
En hoe die selectie eerder op het vliegveld van Frankfort vergaderde over met wie er gespeeld ging worden? Er was nog één speler die Sheridan graag in zijn ploeg wilde opnemen: nieuwkomer Dan Cramer, een Nederlandse Amerikaan met een geweldig afstandsschot. Cramer had geen enkele training meegemaakt en Sheridan vroeg aan de twaalf spelers die de ploeg nu vormden of ze het eerlijk vonden Cramer alsnog uit te nodigen voor de laatste weken training en dan te kijken of hij in de ploeg paste.
Trainingsspeler en journalist
Zonder stemverheffing, zonder welles-nietes werd onderling besloten Cramer niet te vragen: de reis werd afgemaakt door de mannen die samen aan deze reis begonnen waren en die nu van een toernooi in Bulgarije naar een trainingsstage op IJsland reisden. Sheridan zei de beslissing van zijn spelers te begrijpen en te respecteren en ernaar te handelen. Slechts eenmaal nog zei hij, in mijn bijzijn, dat Montréal waarschijnlijk wel gehaald zou zijn met Cramer in de ploeg. Hij kwam er nooit meer op terug anders dan: "Als je openheid verlangt en de spelers zich vrij kunnen uitspreken, moet je verdergaan volgens dat principe. Natuurlijk wisten ze allemaal wie er dan af zou vallen. Dat deden ze die jongen niet aan; een juist principe en kenmerkend voor de ploeggeest van toen."
Hoe ik dat nog allemaal weet? Omdat ik na drie flinke blessures in de ploeg 'in moest vallen' als oud-speler en oud-international om een even aantal op training te hebben. Journalist (NOS Radio 1 en De Volkskrant) en trainingsspeler in een mens; het werd mijn beste ervaring op een basketbalveld ooit. Ja, ik was in die dagen redelijk in vorm gebleven, maar heb afgezien als een beer. Ik hield er zelfs een Olympisch diploma aan over, aangevraagd door de spelers en de coach.
Sheridan mag dan soms een vreemde snuiter zijn geweest met zijn 'aanpak', hij was wel een man van woord, eer en eerlijkheid. Hij beschouwde zijn spelers als mensen en niet als voorwerpen.