Column: De poesjes van Geert Wilders
- Nieuws
- Column: De poesjes van Geert Wilders
Opeens had ik met hem te doen. Geert Wilders. Zetels gewonnen, Limburg veroverd, groter dan de Partij van de Arbeid, de tweede partij van het land, op de voorpagina van Time en Libération, dé attractie voor de buitenlandse pers die plots weet waar Nederland ligt. Als meezitten iets betekent, dan moet het voor een politicus dít zijn.
Toch, aan het eind van de uitslagenavond, toen de meeste stemmen waren geteld en zijn succes een feit was, zag ik pure eenzaamheid. Een virtuele werkelijkheid, en ik hoorde holle woorden en lege zinnen. Omringd door een horde beveiligers, sprak hij kort de al uren wachtende journalisten toe en wierp een belofte gelijk aan een waarschuwing in de microfoons: er komt een patriottische lente aan.
Ach wat kan het schelen, dacht ik, als het weer maar goed is en we buiten kunnen zitten. Hij stond in het gebouw van de Tweede Kamer, bij ´n trappetje, zo´n beetje zijn vaste plek dat leidt naar zijn bunker aan Lange Poten. Geen eindgesprek in een afgeladen Nieuwspoort. Geen feestzaal met blije leden, bier drinken, en gelukkige Kamerkandidaten die een zetel kunnen gaan innemen. Geen polonaise, een traditie waar ons land trots op mag zijn, geen blijdschap die je ziet.
Het is waar, en het is vooral treurig dat het zo moet. Halve gare goddeloze gelovigen, ‘griezels’ noemt Mark Rutte ze vaak, die een doodgewone omhoog geklommen jongen uit Venlo, met roots in Indonesië, het grootste moslimland ter wereld, naar het leven staan. Zouden ze wel weten dat ze het hebben gemunt op een partijleider zonder partij?
Want dat vergeten we weleens. Farage, ik heb hem weleens gesproken bij een UKIP-bijeenkomst, heeft een partij; Marine le Pen, daar kan je naar het congres; de AfD waar je gewoon moties kan indienen, ook al worden ze niet aangenomen. Maar de partij van Geert, die is er niet. ´n Collega van over de grens legde ik het deze week nog eens uit. Inderdaad, zo zei ik, het is een fenomeen, maar het zijn de kiezers die je serieus moet nemen. Laatst, tijdens een onbewaakt moment, sprak ik Martin Bosma. De man achter Geert, die volgens mij vaak die knappe oneliners bedenkt. “Zullen we samen een persbericht naar buiten brengen, dat wij jullie niet meer bellen en jullie zeggen dat je van ze ganse leven niet voor onze microfoon verschijnt?”, vroeg ik hem. Want terugbellen, als het al gebeurt, is altijd afbellen. Het was geen naar gesprek, en ik deed zelfs nog het voorstel een radio voor hem te kopen om eens naar ons programma Kamerbreed te luisteren dat, hoewel het meer dan dertig jaar bestaat, hij niet kende.
Wat moet je ´n discipline hebben om elke avond voor het slapen gaan en elke morgen voor het opstaan, nog even de Koran door te nemen om te weten waar je zo godsgruwelijk de pest aan hebt. Dat je wisselende woonadressen hebt. Ik ken iemand die niet ver van Geert vandaan woont. Woon je in zo´n flat van Geert, dan moet je van tevoren laten weten wie er bij je op bezoek komt. Controle, angst en bang. Wat heb je over voor je ideaal. Ik kan mij voorstellen dat het woordje nep zich opdringt. Zo is het leven, nep. Ik weet niet wat het is, misschien wel empathie. Het waren de poesjes van Geert waarover hij twitterde. Niks nep, heel gewoon. Beknopt binnen de twitterlengte twitterde hij:
Om deze inhoud te tonen moet je toestemming geven voor social media cookies.
Elke zaterdag volgt politiek commentator Kees Boonman (@keesboonman) in Kamerbreed het politieke nieuws aan de hand van gesprekken met politieke en maatschappelijke hoofdrolspelers.