D66 krijg je niet klein
- Nieuws
- D66 krijg je niet klein
D66 bestaat 50 jaar. Over een middenpartij die vaak bijna ten onder ging, maar altijd terugkwam. Nu wil ze weer regeren.
De boodschap van D66 was duidelijk. Het politieke bestel moest worden opgeblazen. D66 was klaar met het confessionele patent op het pluche.
Redelijk radicaal heet het boek dat deze maand uitkwam en terugblikt op 50 jaar D66.
Redelijk radicaal – inderdaad. Want wat D66 in haar oprichtingsjaar voorstelde wás radicaal. Een greep uit het verkiezingsprogramma:
- Rechtstreekse verkiezing van de minister-president.
- Een districtenstelsel.
- Een gekozen burgemeester.
- Opheffing Eerste Kamer.
Redelijk radicaal inderdaad.
Altijd hetzelfde gezeur en geharrewar
Want de Democraten maakten zich ongerust. ‘Over de verwarring en de ondoorzichtigheid. Over de tanende invloed van de kiezers. Over altijd maar weer hetzelfde gezeur en hetzelfde geharrewar in regering en Tweede Kamer’, zei oprichter Hans van Mierlo in een iconisch filmpje, waarin hij de kiezer direct aankijkt.
Om deze inhoud te tonen moet je toestemming geven voor social media cookies.
Nu doet elke politicus dat in de Zendtijd voor Politieke Partijen, maar toen was dit beslist ongebruikelijk.
Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 1967 behaalde D66 prompt zeven zetels. Het vertrouwen was groot. De politiek was door elkaar geschud - en hotel Krasnapolsky werd zowat afgebroken.
Maar zeven jaar later, in 1974, was het alweer bijna gedaan met de partij, die van elf naar zes zetels gegaan was, maar wel toetrad tot het kabinet-Den Uyl, het meest progressieve kabinet ooit.
'De partij opheffen? Om de dooie dood niet!'
Het kon de onvrede in de partij niet weren. Jan Terlouw had Hans van Mierlo opgevolgd. Een meerderheid van D66 was voor opheffing van de partij. Zo niet Jan Terlouw. ‘Om de dooie dood niet!’
In het plan van Van Mierlo om samen met de PvdA op te gaan in een brede, linkse volksbeweging, zag Terlouw niets. ‘Dat is niet fuseren, dat is fusilleren’, zei hij vrijdag nog.
Bijna wéér het ravijn in
Het was niet de eerste keer dat D66 bijna in het ravijn tuimelde. In 1985 moest Van Mierlo de kar weer gaan trekken, na een regeringsdeelname die acht maanden duurde. Het was Van Mierlo die de partij weer aan de praat kreeg, en de gezworen vijanden PvdA en VVD bij elkaar bracht in het eerste paarse kabinet ooit. Bovendien werd euthanasie gelegaliseerd, met dank aan Roger van Boxtel en Els Borst.
Maar in 2002 stortte D66 zichzelf wéér bijna het ravijn in, een handje geholpen door Pim Fortuyn dan, die wel klaar was met het gezapige politieke klimaat en de in zichzelf gekeerde elite. Alsof je Hans van Mierlo hoorde praten.
Nu was het Alexander Pechtold die de partij bij de hand moest nemen. D66 richtte zich weer op, lijkt niet klein te krijgen. Misschien omdat het de enige partij is die sociaal, progressief én liberaal is, zei Terlouw vrijdag. Pechtold maakte van D66 een constructieve oppositiepartij, en zegt nu klaar te zijn voor regeringsdeelname. Met hem als minister? Dat weet-ie nog niet.
Tanende invloed?
Maar er is ook ongemak, over referenda bijvoorbeeld. Want wat wil D66 daar nu mee? De partij maakte zich in 1967 zorgen over de tanende invloed van de kiezers, nu misschien wel om de toenemende invloed van de burger. Want ja, zo’n associatieverdrag met Oekraïne, dat leg je toch niet aan de burger voor?
Wíl de genuanceerde, inmiddels wat elitaire partij nog wel die moeilijke onderwerpen voorleggen aan het volk? Of weten ze ’t zelf beter? Want door al dat regeren is D66 vanzelf een bestuurderspartij gworden.
De ironie is dat Thierry Baudet en Jan Roos – uitgesproken anti-D66’ers – nu met het sociaal-liberale gedachtegoed aan de haal gaan.
Wat Baudet met zijn nieuwe partij wil? Het systeem van binnenuit openbreken. Waar hebben we dat eerder gehoord?
De reconstructie én het gesprek met Jan Terlouw, Roger van Boxtel en Alexander Pechtold is hier terug te luisteren: