'Pestgedrag en intimidatie' belemmerde ministerie van Justitie in aanpak foutieve vonnissen
- Nieuws
- 'Pestgedrag en intimidatie' belemmerde ministerie van Justitie in aanpak foutieve vonnissen
Medewerkers van de Justitiële Informatiedienst - onderdeel van het ministerie van Justitie en Veiligheid - ervoeren ‘tegenwerking, buitensluiting, angst voor afrekening, wantrouwen, pestgedrag en intimidatie’ en dat belemmerde ze in het aankaarten van een probleem dat al jaren op het ministerie speelde. Het ministerie heeft naar aanleiding van enkele van die ervaringen een onderzoek van de Integriteitscommissie JenV ingesteld.
Die bevindingen komen uit een rapport van de Auditdienst Rijk (ADR) naar de vraag waarom problemen rondom de aanpak van verkeerde namen op vonnissen niet eerder op een goede manier zijn aangepakt.
Foute namen corrigeren
Voormalig staatssecretaris van Justitie en Veiligheid Teun Struycken vroeg de ADR onderzoek te doen na de alarmerende conclusies van een ander rapport dat in mei van dit jaar verscheen. Uit dat rapport van de Algemene Rekenkamer bleek dat er binnen het Nederlandse rechtssysteem fouten voorkomen met namen op strafrechtelijke vonnissen. Door identiteitsfraude of fouten in het systeem komt het voor dat niet de naam van de dader, maar die van iemand anders op een vonnis terechtkomt. Dat kan ernstige gevolgen hebben: soms komen onschuldigen hierdoor zelfs in de cel te zitten, toonde de onderzoeksredactie van EO DIT aan.
Binnen het het ministerie van Justitie en Veiligheid bestaat al jarenlang onduidelijkheid over of en hoe ambtenaren van het ministerie die “foutieve tenaamstellingen” mogen corrigeren. Medewerkers van de Matching Autoriteit van de Justitiële Informatiedienst kregen zaken waarbij dit speelde op hun bureau en veranderden de naam in een strafrechtelijk dossier soms op eigen houtje. De Rekenkamer concludeerde dat deze aanpak op “gespannen voet staat met de trias politica”. Een ambtenaar zou dan namelijk op de stoel van de rechter kunnen gaan zitten.
Ambtenaren kwamen daardoor in “ernstige gewetensnood”: zowel het corrigeren als het niet corrigeren van foutieve vonnissen kon ernstige gevolgen hebben. De Algemene Rekenkamer concludeerde dat er een “Toetsings- en Handelingskader” moest komen, zodat ambtenaren weten wat ze moeten doen als ze zo’n zaak tegenkomen. Dat het ministerie daar niet eerder mee was gekomen noemde de Rekenkamer een “ernstige onvolkomenheid". De ADR kreeg de opdracht om te onderzoeken waarom dit in al die jaren nog niet was gebeurd.
Onvoldoende deskundigheid
“Culturele factoren”, zoals de door ambtenaren ervaren tegenwerking en intimidatie, voorkwamen mede dat die problemen eerder zijn opgelost, schrijft de ADR. Medewerkers ervoeren weerstand om een “kritisch tegengeluid” te geven en als ze dat wel deden werd dat “niet toereikend opgevolgd.” De ADR baseert die conclusies op niet openbaar gemaakte gesprekken met ambtenaren.
In het rapport komen ook andere redenen dat een oplossing uitbleef naar voren. Zo voelde niemand op bestuurlijk niveau zich voldoende verantwoordelijk voor de problematiek. Het onderwerp stond drie jaar lang op een “actielijst” voor een belangrijk overleg, maar dat leidde niet tot enige voortgang.
Ook ontbrak het zowel bij verschillende afdelingen van het ministerie aan deskundigheid. Personele wisselingen, uitval door ziekte en pensionering van ambtenaren bemoeilijkten de opbouw daarvan. Veel betrokkenen kregen daardoor niet of pas laat door wat de ernst van de problematiek was, beschrijft het rapport.
Doordat dat inzicht ontbrak, heeft het ministerie het probleem benaderd als “een van de vele knelpunten”, schrijft de ADR. En was er te weinig zicht op de ernstige gevolgen die er voor burgers konden zijn. Zo ging het in een risicoafweging die het Directieteam van Justid maakte vooral over de risico’s voor de eigen organisatie en niet over die voor de maatschappij.
Meer aandacht voor burgers
De ADR adviseert het ministerie om ‘adequate nazorg’ te bieden aan ambtenaren die intimidatie, gewetensnood of tegenwerking hebben ervaren. Ook moet het ministerie zorgen voor een psychologisch veilige werkomgeving bij Justid. In toekomstige juridische risicoafwegingen moet meer aandacht zijn voor de risico’s voor burgers en de maatschappij en niet alleen voor die van de eigen organisatie. In totaal komt de ADR met 19 aanbevelingen.
De huidige staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, Arno Rutte, schrijft in de begeleidende Kamerbrief bij het rapport zich “te kunnen vinden in de met de aanbeveling te bereiken doelen”. Hij betreurt het dat medewerkers van Justid hebben ervaren en geeft aan dat er meerdere acties in gang zijn gezet om deze groep te ondersteunen. Begin 2026 komt hij naar verwachting met de eerste versie van een toetsings- en handelingskader.
Gerelateerd




