Twentse jongens op karwei in Ethiopië: een indrukwekkende geschiedenis
- Nieuws
- Twentse jongens op karwei in Ethiopië: een indrukwekkende geschiedenis
Na zijn literaire debuut 25 jaar geleden is schrijver Jaap Scholten al weer jaren de schrijvende landheer in Hongarije. Toch is Twente - de streek waar hij is geboren - nooit ver weg in zijn romans. In Kunststof vertelt hij over zijn nieuwste boek Suikerbastaard, over Twentse jongens en een suikerfabriek in Ethiopië.
Video niet beschikbaar
Suikerbastaard
Het boek neemt de lezer mee op een roadtrip van Stokkum naar Abessinië, het land van de legendarische keizer Haile Selassie. In de jaren vijftig en zestig gingen tientallen ongetrouwde Twentse jongens 'op karwei' naar Abessinië, dat later Ethiopië ging heten, om suikerfabrieken te bouwen.
Het verhaal van het boek begint bij Scholtens familie aan moeders kant, de familie Stork. Scholten: "Van mijn moeder hoorde ik daar nooit iets over, zij is niet zo nostalgisch ingesteld. Maar het was zo dat mijn opa Frans Stork namens de machinefabriek in Ethiopië werkte. De Handels Vereniging Amsterdam bouwde daar fabrieken voor de suikerwinning en het Twentse bedrijf Stork had de beste technici om de machines daar neer te zetten."
Scholten: "Ethiopië was tot dan toe een agrarisch land waar nauwelijks technici te vinden waren. Dus die kwamen uit Twente en bleven er drie jaar voor onderhoud van de fabrieken. Ongetrouwde jongens, technisch begaafd en niet te veel last van heimwee. In de vier maanden van de regentijd haalden ze alle machines uit elkaar om de boel te reviseren."
Paarden en motoren
"Het ware gewone fabrieksjongens uit dorpen als Delden, Overdinkel en Glanerbrug die reisden naar Abessinië, zoals het land toen heette. Een cultuurschok voor gewone Hollandse jongens. Het was daar hard werken, maar ook paarden en motoren kopen. En de mooiste vrouwen in de buurt."
In het boek wordt gerefereerd aan een speciale uitzending van Spoorloos waarin nakomelingen van deze Twentse arbeiders op zoek waren naar hun mogelijke vaders. Scholten: "Ik heb een oproep gedaan in de krant en daar kwamen veel reacties op van mannen die er ook geweest zijn. Daar zaten prachtkerels bij die de mooiste verhalen vertelden. Een van die mannen deed de suggestie dat één van de nakomelingen een zoon van mijn opa zou kunnen zijn geweest. Als kind daar krijg je de voornaam van de vader als achternaam. Dus was er ook een kind dat de achternaam Frans droeg. Ik was wel getriggerd door dat gegeven."
"Ik heb dat verhaal niet verder uitgezocht, ik geloofde het gewoon niet. Opa Frans Stork was een hele degelijke, sociale man. Onder de plak bij zijn vrouw, zichzelf weggecijferd voor het gezin van zeven kinderen. Het was een mooi startpunt voor mijn boek, maar ik heb daar nooit in geloofd.
Met mijn research ben ik veel te weten gekomen over Ethiopië, maar ook over mijn geboortegrond. Er waren toch ook overeenkomsten over hoe het landbezit werd geregeld bijvoorbeeld."
Gek toeval
De Grieks benaming voor Ethiopië betekent: het land van de verbrande gezichten. En ook daarin zat een gek toeval. Het uitkomen van het boek is uitgesteld, omdat ik door een benzine explosie verbrand ben geraakt. Iets wat ik zelf veroorzaakt had.
Bij het verbranden van takken - iets wat je geregeld doet op het Hongaarse platteland waar ik woon - heb ik een beginnersfout gemaakt die Twentse jongens niet horen te maken. Want Twentse jongens maken paasvuren en iedereen weet dat je dan diesel moet gebruiken. Maar het regende en ik dacht 'ik gooi daar even tien liter benzine overheen'. Daardoor ontstond een enorme explosie. Mijn gezicht en handen waren verbrand en ik moest een week erna mijn boek af hebben."