In de boekenrubriek: Een van de beste romans van Tommy Wieringa
- Nieuws
- In de boekenrubriek: Een van de beste romans van Tommy Wieringa
[AVROTROS]
Jeroen Vullings werkt voor Vrij Nederland, als redacteur en literair criticus. Eerder werkte Jeroen onder meer voor de Belgische krant De Standaard, de NPS en de Stichting Literaire Activiteiten Amsterdam. Hij studeerde Neerlandistiek aan de Universiteit van Amsterdam en publiceerde de essaybundel ‘Meegelokt naar een drassig veldje. Literatuur in verandering’. Momenteel is Jeroen bezig met de biografie van H.J.A. Hofland. De volgende boeken heeft hij besproken.
De dood van Murat Idrissi - Tommy Wieringa
Het duurde even voor ik in de gaten krijg waarom De dood van Murat Idrissi zo’n sterke Tommy Wieringa-roman is. De verklaring, hoe paradoxaal en schijnbaar beledigend voor de auteur die ook klinkt: omdat er minder Tommy Wieringa in zit. Ik bedoel daarmee dat Wieringa zijn onmiskenbare talent al vanaf zijn debuutroman in de weg liep en om de zoveel boeken in zijn oeuvre in de weg is blijven lopen, niet door egomanie of buitenproportioneel narcisme, maar door zijn hang naar ‘het hogere’, waarin de intrige, zijn betoverend lyrische stijl en de rest van zijn begenadigde literaire santenkraam wegebben. Noem het zijn semi-religiositeit, die een lang veelbelovende roman als Dit zijn de namen (2012) wat mij betreft uiteindelijk de das om deed.
Zoiets verwachtte ik ook in De dood van Murat Idrisse, tenslotte net als Dit zijn de namen een migratiegeschiedenis. Maar wat blijkt, na lezing van De dood van Murat Idrissi? Wieringa hield de teugels in handen en liet de literatuur - soeverein als zij is - prevaleren over zijn maatschappelijk-politieke overtuigingen. Geen reli-wazigheid en semimystiek getast, geen praatprogrammavriendelijk activisme – de vlag mag kortom uit. Minder Wieringa dus en daarmee een van zijn beste romans. Na een openingshoofdstuk waarin de eeuwigheid van de omgeving van en aan weerszijden van de Straat van Gibraltar hooggestemd literair, op waarlijke antieke wijze bezongen wordt, is het de menselijker dan menselijke intrige die ons door deze roman doet snellen: het relaas van Thouraya en Ilham, twee Nederlandse meisjes van Marokkaanse afkomst die naar het land van herkomst van hun ouders zijn gereisd, daar kennis krijgen aan de louche Saleh die hen betrekt bij mensensmokkel-op-microniveau: in de achterbak van hun in Nederland gehuurde Audi A4, op de plek waar doorgaans het reservewiel huist, verstoppen ze de jongen Murat, die zijn geluk wil beproeven in het westen. Ze krijgen er geld voor. Het gaat mis, meteen al. En anders dan je zou verwachten, zelfs hópen (zo betrekt Wieringa de lezer bij deze twee personages) ontdoen ze zich niet meteen van het lijk, maar rijden voort, als een Marokkaanse variant op Thelma en Louise. Hun geld is weg, dankzij loverboy Saleh. De benzine is eindig. Hoe komen ze in Nederland?
Tommy Wieringa, ‘De dood van Murat Idrissi’, 126 p., e 16,99
Nachtwandeling - Robbert Welagen
De hoofdpersoon heet inspecteur Mudde. Hij is een bijna pensioengerechtigde man die alleen woont, vervreemd is geraakt van zijn vrouw en dochter die in het hoge noorden (maar dan wel binnen het overzichtelijke Nederland) hun levensgeluk zijn gaan beproeven. Hij kookt dagelijks voor zichzelf, want dat houdt een mens gezonder dan magnetronvoer, heeft zijn dochter hem geleerd. Hij rijdt in een vintage Volvo, waar hij danig mee in zijn sas is. Van moderniteit wil hij niet al teveel weten, zijn door zijn werkgever verschafte smartphone ligt ongebruikt in zijn bureaula. Bellen en sms’en op zijn eigen oude apparaatje volstaat. Inspecteur Mudde is kortom een echte ouderwetse diender, die leeft voor degelijk recherchewerk en vooral voor zijn hond Jochie.
Hoe krijgt een schrijver dat allemaal uit zijn pen? In inspecteur Mudde zijn al die andere verzonken, soms archetypische collega’s van hem samengebald, waarbij we niet alleen moeten denken aan Baantjers De Cock, maar ook aan commissaris Achterberg en inspecteur Arglistig, inmiddels bijna vergeten mannetjesputters uit het jeugdboekgenre.
Is dit écht, vroeg ik mij in het begin van Robbert Welagens eerste literaire thriller Nachtwandeling af. Want zijn held inspecteur Mudde denkt en praat ook als een textbook-rechercheur. Niet alleen werkt hij systematisch aan de zaak die hij in Nachtwandeling toebedeeld krijgt – een prijswinnende schrijver wordt vermoord in de Amstel aangetroffen – maar ook zegt hij precies wat je van zo’n (uiteraard) op feiten en werkelijkheidszin toegespitste figuur zou verwachten. Zo herinnert Anke Bos, de manager van het Amstel Hotel waar de vorige avond de feestelijke uitreiking van de Sebriko-prijs plaatsvond zich hoe twee jaar daarvoor de toenmalige winnaar Theo Pelder (in wie de ingevoerde lezer Tommy Wieringa herkent) in de Amstel dook, om reden van een weddenschap: ‘Een overwinningsduik.’ Mudde zegt daarop, doelend op de een paar uur daarvoor onder mysterieuze omstandigheden te water geraakte, inmiddels morsdode schrijver Jacob van Herwijnen: ‘Nu is er geen sprake van een overwinningsduik.’ Nee. Haal je de koekoek. In een roman zou je denken: hoe laat je dat je hoofdpersoon uit zijn bek krijgen? Maar hier, in dit verhaal over deze uiterst conventioneel opgeloste moordzaak, past het naadloos.
En tegelijkertijd speelt Robbert Welagen (1981), auteur van zes opmerkelijk dunne romans met stevig soortelijk gewicht, ook een verneukeratief spel: eigenlijk laat hij almaar in Nachtwandeling via nadrukkelijke wink-winkjes weten dat hij een literaire schrijver is die zich vermeit in dit minder geachte genre. Dat zit al in de ingehouden licht-ironische, uiterst verzorgde manier van schrijven, die als relativerend want dempend element werkt bij de twee moordzaken en de cold case die inspecteur Mudde in het verhaal voor zijn kiezen krijgt. Voorts maakt Welagen gebruik van het buitenstaanderschap van inspecteur Mudde in de literaire wereld: hij verwondert zich in alle redelijkheid over de codes, de opgepompte ego’s en inderdaad malle gebruiken. Aldus kaatst Muddes ontnuchterende commentaar over de literaire mores terug naar de daarin beter dan de sympathieke politieman ingevoerde, literaire lezer, voor wie Nachtwandeling mij toch meer geschreven lijkt dan voor de knoestige thrillereter.
Robbert Welagen, ‘Nachtwandeling’, Nijgh & Van Ditmar, 237 p.
De opvolger. Tiberius en de triomf van het Romeinse keizerrijk - Willemijn van Dijk
Tiberius (42 voor Christus – 37 na Christus) regeerde Rome maar kort: 23 jaar, van 14 tot 37 na Christus. Deze tweede keizer van Rome, de opvolger van de legendarische Augustus met wie de Republiek tot een eind kwam, bleef altijd in de luwte van de publieksbelangstelling. Maar zijn belang voor de geschiedenis groot: doordat hij zijn macht erfde, consolideerde hij de nieuwe staatsvorm: het keizerschap. Maar wie was hij? Een inslecht mens, verzot op seksuele perversiteiten en wreedheden, leerden we uit I Claudius. De oud-historica Willemijn van Dijk toont Tiberius in deze literair geschreven biografie juist als een complexe, zelfs mysterieuze figuur – en af en toe sympathiek. Hij voelde zich geen ‘zoon van God’, zoals de keizer heette, maar een Romein die geloofde in de Republiek. Zijn allerlaatste jaren waren bar en ongekend wreed, maar gemeten naar zijn bestuurlijke prestaties, kunnen we dankzij Van Dijk concluderen dat hij vooral slecht was in pr voor zichzelf.