Opinie & Commentaar
AVROTROS

Het gevecht tussen Badr Hari en Rico Verhoeven

foto: ANPfoto: ANP
  1. Nieuwschevron right
  2. Het gevecht tussen Badr Hari en Rico Verhoeven

Met geen honderd olifanten krijgt men Mart Smeets op 21 december het Vitesse Stadion binnen. Voor wie het gemist heeft: dan ontmoeten twee vechtersbazen elkaar, Badr Hari en Rico Verhoeven (hier alfabetisch neergezet). Lees hier waarom juist vechtsport Smeets niet kan bekoren.

Simpel gesteld: ik gruw van vechtsporten. Ik kijk er niet naar en ik gun -zoals het hoort- aan al diegenen die het leuk vinden alle plezier ter wereld. Neen, ik kijk niet naar boksen en al die merkwaardige worstelleagues die de afgelopen jaren uit Amerika hun kunstjes lieten zien, gingen ruim aan mijn deur voorbij.

Slecht gespeelde toneelstukjes

Het was en is aanstellerij, het waren en zijn slecht gespeelde toneelstukjes, met uiteraard best een serieuze basis, want die mensen die elkaar, het liefst in een kooi, tot appelmoes slaan, hebben sterke lijven, veel te veel plakplaatjes en een dosis wilskracht waar je u tegen zegt. En toch houd ik niet van vechtsporten.

Ik heb een keer Regilio Tuur voor de NOS moeten volgen toen hij in Rotterdam bokste. De NOS zond dat ineens uit en ik moest/mocht presenteren. Ik zat aan de ring en toen het gevecht afgelopen was, riep de kleine Tuur die mazzel had dat zijn tegenstander een baalavond had, tegen een verzorger: "Snel, til me op, maak me groot, lach, lach godverdomme, lach…"

Dat was meteen mijn afscheid van die sport, hoewel ik in 1988 nog wel, in het Canadese stadje Grande Prairie, op bezoek was geweest bij de Canadese bokser Willie de Wit, de man die onze zacht Limburgs sprekende boksvedette Arnold Vanderlyde in Los Angeles verslagen had.

Vechtavond

En ja, op uitnodiging van een paar mensen heb ik eenmaal in de bokszaal (ijshockeyrink) aan de Kruislaan in Amsterdam zo’n vechtavond meegemaakt. Eerlijk is eerlijk, ik stond na een half uur weer buiten. Ik gruwelde van de opgewonden, zweterige sfeer, ik vond er niets aan en het publiek deed me huiveren. Ik weet nog dat een man in een keurig zwart pak, schuin voor me gezeten, schreeuwde: "Kom op nou, sla die gozer zijn kutkop eraf." De aanwezigen bedolven de man onder de high fives en lachsalvo’s.

Terug naar Rico en Badr. Ik weet van hun bestaan, zonder de details goed vast te hebben. Ik weet ook niet hoe hun sport heet. Is het boksen of free fight? Ik zag ergens (bij Studio Sport?) beelden van een persconferentie waar het gevecht van december mee opgewarmd werd. Een hoop van niets, met de overbekende staredown als groot, allesomvattend hoogtepunt: twee volwassen mannen die, bijna neus tegen neus, elkaar recht in de ogen keken met als doel de ander te kleineren. Of zoiets. Als je niet beter wist, schaterde je het uit: wat een poppenkast, maar tegelijkertijd een vast onderdeel van vechtsporten.

Ook ik wist zelfs dat dit mechanisme binnen deze sport een (commercieel) vereiste is en dat alleen het zien van die starende sterke mannen voor sommigen genoeg is om spontaan een orgasme te krijgen. Man of vrouw, naar ik begreep. Kijk, ik laat eenieder genieten waarvan hij of zij wil genieten, maar ik verkies dus liever niet naar sporten te kijken waarbij mensen elkaar aftuigen, verwonden, doodslaan (zie de Amerikaanse bokswereld van afgelopen weekend), blesseren, vernederen en kapot maken. Gewoon omdat zulks mijn plakje cake niet is.

Ik kijk liever naar twee zwakke rugbyteams die op een donderdagavond in november, in de regen, een leuke inhaalwedstrijd spelen op een afgelegen veldje in Schoorl en die op 7-7 de wedstrijd afsluiten waarna de mannen gezamenlijk een biertje gaan drinken en nog net voor middernacht moe thuiskomen. Volgende dag weer gezond op, leerde Sonja ons, nietwaar?

Of ik 'om' was? Nee, natuurlijk niet

Nadat ik flarden van die persconferentie van het edele duo had gezien en gehoord (vooral het elkaar kwetsende zinnen toeslingeren was grappig, formaat C-film) keek ik ’s avonds naar Pauw. Zag ik weer die Rico zitten: een artistiek verantwoord bouwwerk van een mens, een rustige man, een Brabander leek me, die heel goed vertelde wat er allemaal gebeurd was en ging gebeuren.

Niets aan die man deed denken aan de opgewonden sfeer, de verkeerde hoofden, de platvloerse opmerkingen rond me en het gebodene in de ring (?) van toen ik in Amsterdam ging kijken. Ik wist dat deze Rico in korte tijd een BN'er was geworden en begreep waarom televisie-producers hun geld op hem hadden gezet: voor welk programma dan ook. Laat hem het weerbericht voorlezen en een hagelbui brengt je rust.

Hier zat een sportman die wist wat hij deed, die de cocon van zijn sport moeiteloos kon verlaten om in onze wereld over zijn wereld te vertellen en een man die zelfs een tamelijke rust uitstraalde en die niet heel anders naar voren kwam dan zijn wereldberoemde tafelgenoten van die avond dat deden. Rico legde uit waar het om ging en ik luisterde. Zijn kalme, weliswaar goed van tevoren bedachte, keuze van antwoorden viel me op. Hij zorgde ervoor dat ik niet meteen doorzapte naar tennis uit Luxemburg. Rico tekende daarvoor. Of ik 'om' was? Nee, natuurlijk niet, want het kijken naar mensen die elkaar willens en wetens en vaak met een heleboel show en nep willen beschadigen, gebeurt bij mij niet.

Overtreding

Het is een keuze, nietwaar? Als ik dit opschrijf, bedenk ik dat ik nog nooit gevochten heb, nog nooit iemand een dreun heb gegeven en die ene keer dat ik mijn dochter een tik op haar wang heb gegeven, staat binnen de familie nog altijd te boek als een heftige, fel af te wijzen overtreding van pa. Zij zal het nooit vergeten, ik ook niet.

Dat mijn opa medeoprichter van de PSP afdeling Arnhem was, is een misschien leuk weetje in mijn licht pacifistische manier van denken, maar nee: vechten, slaan, iemand anders verwonden: het ligt me gewoon niet. Ik denk het ook niet te kunnen en in ieder geval niet te willen. Of ik ook nog over de mensen moet gaan vertellen die wel zulke gevechten bij willen wonen? Hun uiterlijkheden, hun taalgebruik en hun gedrag? Nee, ieder het zijne nietwaar?

Vergelijkend warenonderzoek

Ooit had ik een gesprek met Maarten de Vos, een der beste voetbaljournalisten ooit in ons land. Hij hield ook verschrikkelijk van boksen, terwijl hij vol liefde over Piet Keizer, diens ragfijne voorzetten, diens artistieke schaar en diens soms afwezigheid op het veld kon schrijven. De Vos legde me toen uit dat hij boksen mooi vond, omdat hij het afzette tegen het artistieke en kunstzinnige van alles dat Pietje Keizer ons liet zien.

Een topbokser, zo leerde hij me, was een niet erg fijn besnaarde Piet Keizer en Piet Keizer was een soms boksende aflevering van Nurejev. De Vos voelde zich op beide tribunes thuis. Ik heb mezelf die kans nooit gegeven, maar, eerlijk is eerlijk, ik heb met plezier naar Rico Verhoeven zitten luisteren.

Nu wil ik ook weleens woorden en liefst langere zinnen van Badr Hari tot mij laten komen. Krijgt Jeroen Pauw die man ook nog aan tafel? Graag. Voor vergelijkend warenonderzoek. Op 21 december doe ik overigens het commentaar bij de NBA-wedstrijd Charlotte Hornets-Utah Jazz. Zoals eerder gezegd: ieder het zijne.

Ster advertentie
Ster advertentie