Dé kloof in de Nederlandse samenleving bestaat niet
- Nieuws
- Dé kloof in de Nederlandse samenleving bestaat niet
Je hoort wel eens dat er een groeiende maatschappelijke kloof in Nederland bestaat. Maar eigenlijk is dat te kort door de bocht. Onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) liet eind 2014 al zien dat er minstens vier groeiende tegenstellingen in Nederland bestaan. Volgens het SCP maken deze vier breuklijnen het leven van vele Nederlanders onzeker en creëren ze zes verschillende sociale groepen in plaats van één kloof. Naar aanleiding van de verkiezingen zetten we ze op een rijtje.
Volgens Kim Putters, de directeur van het SCP, is het omgaan met die groeiende verschillen tussen groepen hét grote politieke vraagstuk van deze tijd voor ons land. “Enerzijds scoort Nederland nog altijd hoog in vele internationale lijstjes”, zegt Putters. “Maar veel Nederlanders beseffen dat een sterke welvaart en vreedzame manier van samenleven niet meer vanzelfsprekend zijn.”
En daarbij draait het lang niet alleen om inkomensongelijkheid. Deze groeit in Nederland een beetje, maar blijft (in tegenstelling tot de VS) nog vrij constant. De vier factoren die volgens het SCP belangrijker zijn, bestaan uit onze levensduur en gezondheid (persoonskapitaal), inkomen en kansen op het werk (economisch kapitaal), geletterdheid en sociale waardering van werk en diploma’s (cultureel kapitaal), en de grootte van ons sociale netwerk (sociaal kapitaal). De zes verschillende groepen die ze creëren zien er als volgt uit:
1. De gevestigde bovenlaag (15% van de bevolking)
Deze groep heeft de hoogste inkomens, de grootste vermogens en de meest uitgebreide sociale netwerken. De mensen in deze groep hebben van alle groepen meest luxueuze levensstijl en genieten van kunsten als toneel en klassieke muziek. Autochtone mannen en zelfstandigen van middelbare leeftijd (35-64 jaar) zijn in deze groep oververtegenwoordigd. De groep is wel te groot om meteen van een elite te kunnen spreken.
2. De jonge kansrijken (13%)
Met een gemiddelde leeftijd van 36 mag je het woord ‘jong’ met een korreltje zout nemen. Naast studenten zijn er ook alleenstaanden en succesvolle niet-westerse migranten die tot deze groep behoren. In tegenstelling tot de gevestigde bovenlaag moeten jonge kansrijken vaak een huis huren en beschikken ze (nog) niet over veel inkomen en vermogen. Toch scoren ze op hun economisch kapitaal niet slecht, doordat ze een hoge opleiding hebben genoten. Bovendien hebben ze vaak een groot netwerk en zijn ze het gezondst. Velen wonen in de Randstad.
3. De werkende middengroep (27%)
Deze groep is het grootst en bestaat vrijwel alleen uit mensen die in loondienst werken. Veel van hen zijn van middelbare leeftijd en hebben een gemiddeld opleidingsniveau, inkomen en vermogen. Ze wonen vaak in een koophuis waarvan de overwaarde beperkt en soms negatief is. Hoewel het vaak tweeverdieners zijn, hebben ze meestal een klein professioneel netwerk. Maar ze houden ook vele ballen tegelijkertijd in de lucht. Naast het werk zijn ze vaak in de weer met kinderen, hypotheekschuld en hulpbehoevende ouders. Ondanks de onzekerheid die hierbij gepaard gaat zijn hun gelukscijfers nog altijd redelijk.
4. De comfortabele gepensioneerden (17%)
Deze groep bestaat uit mensen van vijftig jaar of ouder met een behoorlijk vermogen en een gunstige woonsituatie. Met een koophuis dat vaak een overwaarde heeft zijn ze best welvarend. Wel zijn de mensen in deze groep gemiddeld laag opgeleid en hebben ze bijvoorbeeld een slechtere beheersing van het Engels en van digitale vaardigheden. Ook is bij veel van hen de gezondheid achteruit gegaan. De mensen in deze groep weten vaak goed op wie ze gaan stemmen.
5. De onzekere werkenden (14%)
De onzekere werkenden zijn gemiddeld ouder dan de jonge kansrijken en kampen met problemen die hen een economische onzekere positie geven, zoals tijdelijke contracten of werkloosheid. Ze hebben van alle groepen de grootste woonschulden en het op een na kleinste vermogen. Hun professionele netwerk is beperkt, maar ze hebben wel meer sociale contacten dan de werkende middengroep. Tegelijkertijd scoren ze op psychisch welzijn het laagst en hebben ze het minste vertrouwen in zichzelf. Van alle groepen gaan ze bij verkiezingen het minste stemmen of blijven lang zweven tussen partijen.
6. De achterblijvers of ‘precariaat’ (15%)
Deze groep heeft het minste totaalkapitaal. De mensen in deze groep zijn het minst gezond en het laagst opgeleid, en zijn vaak afhankelijk van een uitkering of klein pensioen. Hun vermogen is dan ook klein. Ook op digitale vaardigheden en Engels scoren ze het laagst. Gemiddeld zijn de mensen in deze groep 62 jaar, maar de leeftijdsspreiding is groot. Vrouwen zijn in deze groep oververtegenwoordigd. Hoewel ook veel migranten tot deze groep behoren, is de meerderheid autochtoon. Veel mensen in deze groep gaan niet stemmen.
Meer info over de Nederlandse breuklijnen vind je in het SCP-rapport Verschil in Nederland
Radio 1 houdt je dagelijks op de hoogte over de laatste ontwikkelingen in de wetenschap
Maandag t/m vrijdag rond 16.20 uur in Nieuws en Co
Dinsdag en vrijdag rond 10.50 uur in De Ochtend
Dit artikel is verzorgd door de wetenschapsredactie van De Kennis van Nu (NTR).