Mart op maandag: De lol van zichtbare vreugde
- Nieuws
- Mart op maandag: De lol van zichtbare vreugde
[AVROTROS] Soms doet een mens gekke dingen. Hoe moet ik verklaren dat ik ruim 1800 kilometer heb gereden om vijf jubelende vrouwenbasketbalteams aan het werk te zien. Hoe gek moet je zijn om inderdaad een dag of vier, vijf van je leven opoffert om jezelf goed voor te bereiden op de Olympische vrouwencompetitie.
Ik geef het ruiterlijk toe: mijn kennis van internationaal vrouwenbasketbal was niet groot en omdat ik straks voor de NOS de Olympische competities dien te coveren, was de uitwijkmogelijkheid naar het Franse Nantes een uitkomst.
Waarom? Omdat in dit toernooi vijf ploegen zich kwalificeerden voor Rio. Vijf. Ja, vijf, dat was een rijk toernooi dus en het belang daar goed te spelen, was evident. Dus zat ik in een prachtige zaal tussen ongeveer vijf duizend schreeuwende Franse toeschouwers die de landenploegen van Wit Rusland, Spanje, Turkije, China en Frankrijk dansend over de vloer zagen gaan.
Ok, het was dus mijn huiswerk en ik keek, schreef op en zette mijn basketbalgeheugen op scherp. Maar behalve daar te zitten en te kijken, liep ik nog tegen een nieuw fenomeen in mijn sportleven aan: ik zag weer de ongelofelijk grote blijheid bij de winnende ploegen en de totale teleurstelling bij de vrouwen die nu vakantie hebben en die niet naar Rio mogen gaan.
Ik geef het toe: ik was dat gevoel van geweldige euforie een beetje kwijt. Te veel vanaf de zijkant naar topsport kijken, maakt een mens een beetje murw en misschien ook wel lui. Ik zie te veel, ik beleef het op afstand, ik zie basketbal, voetbal, tennis, wielrennen, nog meer voetbal, vooral heel veel praten over voetbal, hetgeen onwaarschijnlijk gaat vervelen en dus was zo’n uitstapje naar Nantes als een verfrissende douche voor een veteraan-journalist.
Wat is dat toch… ”we gaan naar Rio…”?
Waarom is dat bijna een heilige formule voor de hele sportwereld? Ik zag het van heel dichtbij. Ik zag de onwaarschijnlijke vreugde bij vrouwen van vijf verschillende landen, vijf verschillende culturen en er veranderde helemaal niets in die vreugde. De meiden en vrouwen die wonnen in dit wereldtoernooi juichten, dansten, sprongen, hingen elkaar om de hals, deden gek, zongen, huppelden over het plankier en gingen in polonaise door de zaal. Missie volbracht… jubel, lachen, blij zijn.
Bij de verliezende ploegen (Cuba, Zuid-Korea, Argentinië, Venezuela, Kameroen, Nigeria en Nieuw-Zeeland) heerste gelatenheid en de wetenschap dat de thuisreis een beproeving zou worden. Ik geef het u te doen; de speelsters van Nieuw-Zeeland, allen met de droom in het hoofd naar de Olympische Spelen te kunnen gaan, speelden zegge twee wedstrijden, waren direct uitgeschakeld en treurden weg en verpieterden in een troosteloos slecht hotel om te wachten op een thuisvlucht van 31 uur.
Winnaars dansen en zijn blij en het was goed dat ik dat van heel dichtbij zag. Hoe onwaarschijnlijk vreugdevol werd het retourtje Rio opgeraapt door al die sportvrouwen die weken, maanden en misschien wel jaren naar dit moment hadden toegewerkt.
Ze wonnen en waren er zeker van: we gaan, we zijn Olympische atleten en alleen dat gevoel spatte van alle deelneemsters af. Je moet een beetje gek van sport zijn en aanvoelen wat dat betekent en als je het dan ziet, dan ontroert dat.
Ja, het ontroert. Niet dat ik met tranen in de ogen stond, maar het gevoel bij zo’n pre-Olympisch Toernooi was ik te lang kwijt geweest. Ja, veertig jaar geleden maakte ik het zelf mee (Amsterdam, Hamilton, Grenoble) en zag dat het plakplaatje ‘Olympisch’ iets extra’s met een sportmens doet.
Wat dat is?
Ik denk het te weten. Het is een zelfbevestiging voor ieder sportend mens: zij of hij mag de berg Olympus gaan beklimmen en dat is eens in de vier jaar voor zo’n tienduizend mensen weggelegd. Als je bij die groep hoort, heb je een lidmaatschap van een unieke club. Meer is het niet en je moet er niet te veel aandacht aan besteden, maar zo zit het wel.
Ik zag twaalf Argentijnse vrouwen die in hun laatste wedstrijd de zekerheid hadden dat ze compleet uitgespeeld waren en nooit meer richting Rio hoefden te denken.
Ik zag de vrouwen moe en kapot elkaar omarmen en omhelzen. Het waren puur tedere gebaren; verlies kan soms zo mooi in beeld zijn. Ze hadden het geprobeerd en kwamen te kort en wisten het. Wat bleef, waren mooie, trieste en lieve blikken, teleurstelling verpakt in een flinke hug… Het ontroerde me geweldig en ik was enorm blij dat ik deze krankzinnige reis had ondernomen. Het had me teruggebracht naar dat gevoel waarom een jong mens aan sport doet. Dat gevoel dat je dag in, dag uit traint en speelt en je dus ook een heleboel andere dingen van het leven laat lopen.
Op de terugweg passeerde ik voetbalstad Lille met een boog. Dat EK kon me wat. Ik had heel mooie, heel andere sport gezien. En ik was heel, heel blij dat ik het echte gevoel weer terug had gekregen.