Zo groot is de kloof tussen brave mensen en sociaal zwakkeren
- Nieuws
- Zo groot is de kloof tussen brave mensen en sociaal zwakkeren
Twintig procent van de mensen is verantwoordelijk voor tachtig procent van maatschappelijke narigheid als criminaliteit en werkloosheid. Onderzoekers in Nieuw-Zeeland stellen dat ze die 'sociaal zwakkeren' er al op 3-jarige leeftijd uit kunnen pikken. Ze pleiten daarom voor vroege interventie, maar dat blijkt nog niet zo makkelijk. En maakt zulk onderzoek niet juist de weg vrij voor stigmatisering en uitsluiting?
Zelden zie je in de sociale wetenschap zo'n duidelijke tweedeling. In Nieuw-Zeeland zijn bijna duizend baby's vanaf hun geboorte 38 jaar lang nauwkeurig gevolgd. Zulke langdurige onderzoeken met zulke gedetailleerde data bestaan verder nauwelijks. Toen de balans werd opgemaakt, bleek dat van de braafste dertig procent niemand ooit was veroordeeld voor een misdrijf.
Daarentegen was er een groep van 22 procent, die 81 procent van de criminele veroordelingen voor zijn rekening nam. Dat de meeste mensen niet crimineel zijn was al bekend; opmerkelijk is wel dat dit beeld consistent is over heel uiteenlopende indicatoren voor maatschappelijke narigheid: diezelfde groep aan de 'foute' kant van de tweedeling consumeerde 66 procent van de uitkeringen (de braven maar 6 procent), bevatte 77 procent van de gezinnen zonder vader (braven: 3 procent) en ook rookten ze veel meer, lagen veel vaker in het ziekenhuis en gebruikten veel meer medicijnen.
Wetenschapsjournalist Arnout Jaspers vertelde over dit onderzoek bij De Ochtend:
Zoals ook in veel andere onderzoeken op dit gebied, blijken de omgevingsfactoren armoede en mishandeling in de kindertijd voorspellend voor problemen in later jaren. Maar ook persoonlijke eigenschappen als laag IQ en een slechte mate van zelfbeheersing bleken bij kinderen een veeg teken.
Op de leeftijd van drie jaar kreeg iedere peuter die meedeed een 45 minuten durend individueel onderzoek door een psycholoog. Die beoordeelde de peuter door middel van een gesprek en diverse testjes op frustratietolerantie, weerspannigheid, onrust, impulsiviteit en doorzettingsvermogen. De onderzoekers vatten deze resultaten samen in een score voor wat ze brain health noemen, 'brein-welzijn'. Alleen al dit brein-welzijn op 3-jarige leeftijd bleek een vrij goede voorspeller voor hoe goed deze peuter later terecht zou komen.
Vroege interventie
De onderzoekers pleiten daarom voor vroege interventie bij peuters met een benedengemiddeld brein-welzijn, en bij hun ouders. Tegelijkertijd waarschuwen ze: 'We zijn ons bewust van het gevaar van misbruik; lagen van de bevolking worden vaak gestigmatiseerd en gestereotypeerd. (...) We schieten er niets mee op om het slachtoffer de schuld te geven van de economische last die het gevolg is van een in de kindertijd opgelopen achterstand.'
Bovendien is het concept van 'vroege interventie' problematisch. Om te beginnen is de voorspelling lang niet perfect. Uit het model van de onderzoekers blijkt dat als je driekwart van alle risico-kinderen wilt 'vangen', je ook dertig procent 'vals-positieven' eruit pikt: kinderen die je onterecht bestempelt tot een sociaal risico.
Als je 9 op de 10 risico-kinderen wilt 'vangen', zul je maar liefst vijftig procent vals-positieve bijvangst hebben. Dat zijn een heleboel kinderen en ouders die onterecht worden blootgesteld aan wat toch zal neerkomen op bemoeizucht van de overheid.
Bovendien is er geen gouden standaard voor wat effectieve interventie is. Eerder is op allerlei manieren geprobeerd achterstandskinderen bij te spijkeren, en het helpt allemaal wel iets, maar vaak is de verbetering van korte duur.
NPO Radio 1 houdt je dagelijks op de hoogte over de laatste ontwikkelingen in de wetenschap
Maandag t/m vrijdag rond 16.20 uur in Nieuws en Co
Dinsdag en woensdag rond 11.35 uur in De Ochtend
Een uitgebreidere versie van dit artikel is te lezen bij De Kennis van Nu (NTR)