Marcel van Roosmalen: Oerol, ik heb daar wat aan overgehouden
- Nieuws
- Marcel van Roosmalen: Oerol, ik heb daar wat aan overgehouden
Gedwongen door omstandigheden - mijn ex-vriendin was betrokken bij een landschaps-theatergezelschap - bezocht ik tien keer het Oerol-festival. Tien dagen cultuur, dans, zang en straattheater in de natuur op het eiland Terschelling.
Ik sliep dan in een tent op camping De Kooi, een weiland tussen de dorpjes Midsland en West-Terschelling. Ik heb daar wat aan overgehouden.
Vorige week - het was weer bezig - las ik dat het regende, en dat er windkracht 8 op het eiland stond. En ik merkte dat ik toen dacht: mooi zo, fijn voor ze. Ik heb het zelf ook gedaan. Met een regenponcho van de ASN Bank over de kleding, 's avonds zeven kilometer fietsen naar een duinpan, en daar dan twee uur op een vuilniszak kijken naar een artiest in een maillot, die zijn lichaam in allerlei vormen kon vouwen. En daarna door naar de andere kant van het eiland, waar mimespelers optraden in een schuur.
Ik begrijp dat dit festival voor een theatermens het summum is. Dat het fijn is dat er tweehonderd mensen naar je voorstelling komen, die je na afloop gegarandeerd belonen met dankbaar applaus, en die je zien zoals je bent, een artiest. Respect voor die makers.
Waar ik niet tegen kon, was het onvermoeibare optimisme, het grote genieten, en de overweldigende mensenliefde van de Oerol-bezoeker.
Mensen die, nadat je zeiknat bent geregend, naar de hemel kijken, en zeggen dat er een streepje blauwe lucht aan komt. Mensen die in regenplassen een dansje doen. Mensen die klappertandend zeggen dat ze het niet koud hebben, omdat ze van binnen warm zijn. Mensen die rondwandelende vreemdelingen vragen om hun rug in te smeren met zonnebrand. Mensen die spontaan je hand gaan lezen. Mensen die het gezellig vinden om in de rij te staan bij Spar Spanjer, of voor een stuk Fries suikerbrood . Mensen die muggen lief vinden. Mensen die Afrikaanse kraaltjes vlechten in elkaars haar of baard.
De laatste keer op camping De Kooi stond mijn tent tegenover de tent van twee jongens en een gitaar. Die begonnen om acht uur 's morgens te spelen, en 'Ik heb een tante in Marokko en die komt, hiep hoi', te zingen.
Die wil je dan eigenlijk slaan. Of je wilt er op z'n minst wat van zeggen. Maar juist dan kruipt er uit een andere tent een vrouw die een lekker broodje voor de zangers heeft gemaakt. En dan draai je je om in het besef dat je hebt verloren.
Het originele fragment is hier te zien: