Pieter Derks: De logica van de kledingindustrie blijft fascinerend
- Nieuws
- Pieter Derks: De logica van de kledingindustrie blijft fascinerend
[VPRO] Afgelopen maandag presenteerde minister Ploumen samen met zestig kledingbedrijven en vakbonden en hulporganisaties een convenant voor schonere kleren. Binnen nu en vijf jaar moeten de omstandigheden waarin onze kleren gemaakt worden verbeteren.
Want het blijft een gek fenomeen: heel veel dingen die wij elke dag dragen worden nog steeds gemaakt door kinderen. Eigenlijk ongelooflijk; zulke jonge kinderen die het werk doen. Sinds ik vader ben heb ik daar maar een woord voor: bewondering. Mijn dochter is nu twee, en ik ben al heel ontroerd als ze drie keer over een A4’tje krast en daar een sticker opplakt. Kun je nagaan hoe ouders in Bangladesh zich moeten voelen als hun zoontje van vijf op een dinsdagochtend even honderd stuks Nike Air Max in elkaar zet. Wat zullen die mensen trots zijn!
Maar, eerlijk is eerlijk: er is ook een andere kant. Eigenlijk hoort het natuurlijk niet. En daarom is er dus een convenant. De bedrijven hebben afgesproken dat ze de komende vijf jaar de situatie in kaart gaan brengen en een plan van aanpak gaan maken. En dat niet alleen: ze gaan elkaars plannen van aanpak ook beoordelen. Zoals minister Ploumen het maandag trots zei: “Dit convenant toont aan dat het Nederlandse poldermodel een heel goed product is, dat we niet alleen voor onszelf z0uden moeten houden maar ook zouden moeten exporteren.”
Ja, het poldermodel is een geweldig product, nu het T-shirt nog.
Maar ze vat het wel prachtig samen. Dit convenant is inderdaad geweldige reclame voor het poldermodel. Ik heb het opgezocht en het PDF’je erbij gepakt: zestig pagina’s proza en het werkt als volgt. Er zijn bedrijven in drie categorieën, A, B en C, die samenkomen in de vergadering van convenantsdeelnemers, die vergaderen met de convenantspartijen, daaruit vormt zich een stuurgroep, die een jaarlijkse stakeholdermeeting houdt, en het secretariaat vormt, dat de plannen van aanpak controleert en zo nodig voorlegt aan de klachten- en geschillencommissie of het Nederlandse Arbitrage Instituut – het klinkt allemaal een beetje ingewikkeld maar het mooie van dit systeem is: niemand hoeft naar Bangladesh! Dit kan allemaal gewoon van achter de computer in Den Haag worden geregeld. Een kind kan de was d – nou ja goed, bij wijze van spreken dan hè.
En voor wie denkt dat het een beetje een vrijblijvend akkoordje is, zei minister Ploumen dit: “Nou, het is wel meer dan dat hoor, want het zijn bindende afspraken die we met elkaar hebben gemaakt. Er wordt ook met elkaar bekeken: kom je nou die afspraken na, en mocht je die afspraken niet nakomen, loop je het risico om dat convenant weer uitgezet te worden.”
Ik bedoel maar.
Nu is het natuurlijk geweldig dat zoveel bedrijven hun best willen doen voor betere omstandigheden. Ik vind het alleen zo raar dat ze daar zo trots een persconferentie voor geven. Ze noemen het een vooruitstrevende stap maar laten we eerlijk zijn: kinderarbeid is hier al ruim honderd jaar verboden, de slavernij ruim honderdvijftig jaar geleden afgeschat; wat is hier nou zo precies vanzelfsprekend aan? Binnen vijf jaar in kaart brengen hoeveel kinderen er aan je T-shirts werken en dan een plan maken om dat te verminderen, als ik een kledingbedrijf was, had ik dit convenant stiekem in een achterkamertje getekend, op een geheime bijeenkomst met de gordijnen dicht en het dan online gegooid tijdens de WK-finale of de olympische race van Dafne Schippers, om zeker te weten dat het grote publiek hier zo min mogelijk van mee zou krijgen.
Ik zou zo snel mogelijk alle foute leveranciers lozen, of zelf een fatsoenlijke fabriek bouwen, van het geld dat ik nu uitgeef aan reclames met Lady Gaga, en pas als ik zeker wist dat elk katoenvezeltje in elk T-shirt deugde zou ik heel trots naar buiten treden. Zoals het oude spreekwoord luidt: eerst een ei leggen, en dan pas kakelen.
De omgekeerde logica van de kledingindustrie blijft fascinerend. Als je kleding niét door kinderhandjes gemaakt is, mag je er een speciaal labeltje op plakken. Terwijl het eigenlijk natuurlijk gewoon de standaard zou moeten zijn. Je zou er als consument een beetje vanuit moeten kunnen gaan dat dingen netjes gemaakt worden toch? Het is alsof Johma op alle eiersalades trots een sticker plakt, dat niemand erin gekotst heeft. Wauw! Alsof Albert Heijn een poster ophangt met ‘onze vakkenvullers worden niet gemarteld’, alsof de Efteling zou zeggen: onze attracties hebben geen racis… - nou goed, dat is misschien even niet zo’n handig voorbeeld maar het punt moge duidelijk zijn.
Mocht er binnen vijf jaar niks veranderd zijn bij deze bedrijven, dan heeft minister Ploumen al beloofd dat ze misschien wel gaat nadenken over wetgeving. Dus het is wel duidelijk wie hier de broek aan heeft.
De zomercolumn van Pieter Derks: