Column Kees Boonman: Fidel Castro, ik stond vooraan
- Nieuws
- Column Kees Boonman: Fidel Castro, ik stond vooraan
[AVROTROS] Het was mij al verteld. Wat ie zegt is niet belangrijk. Maar hoe lang hij aan het woord is, daar was iedereen benieuwd naar. Bloedheet, bier in kartonnen bekers en vooral heel lang staan, dicht op elkaar. Ik stond vooraan, dat wel. Als politiek theater is, dan was dit theater. Een podium, een spreekgestoelte met zoveel microfoons dat als er een zou uitvallen geen woord verloren kon gaan. Fidel Castro, ik was erbij in Santiago de Cuba, op 26 juli 1978. De revolutie werd herdacht. Hij sprak, zo herinner ik mij, zeven uur. De Cubanen vonden het deze keer aan de korte kant.
Het was mijn eerste keer op Cuba. Er was een Wereldjeugdfestival. Een soort Olympische spelen voor Linkse Jongeren. Ik was er als verslaggever. Meegereisd met de Nederlandse delegatie, samen met een collega van Trouw, de VPRO en De Groene. We sliepen in het Habana Libre, het voormalige Hilton. Daar waren ook veel linkse politieke kopstukken ondergebracht. Dat ik met PLO-leider Arafat in de lift stond, is mij altijd bijgebleven. Toen heette hij nog een vijfsterren-terrorist. Pas veel later begreep ik waarom Wim Kok - Arafat was eind jaren negentig kind aan huis op het Catshuis -hem altijd De Cactus noemde. Ongeschoren was Arafat toen ook al in de lift, naast mij. Vragen wist ik trouwens niet te stellen.
Cuba was fout. En ik ging op zoek naar wat er precies fout was. Met een collega van de Daily Telegraph die ik ter plekke had ontmoet gingen we met een door de Britse ambassade verstrekte auto met chauffeur op zoek naar het onrecht, de dissidenten, de boeken die niet gelezen mochten worden. Het was een hele klus er achter te komen wat niet deugde. De Cuba Libre was een aangename dorstlesser, overal waar we kwamen werd voor ons eten klaargemaakt. Nog zie ik een heel gezin naar ons kijken hoe wij, de vertegenwoordigers van het kapitalisme, een door de familie liefdevol geroosterd konijntje met z’n tweeën opaten. Nee, zij wilden zelf niets. De Aartsbisschop van Cuba hebben we ook nog geraadpleegd, maar die hield zich katholiek op de vlakte. Wat er ook mis was, het weer was goed. De zoektocht werd gestaakt en we richtten ons uiteindelijk op het festival en de linkse toppers die de jongeren probeerden te enthousiasmeren voor het progressieve gedachtegoed. De Nederlandse delegatie kwam overigens op de fiets het stadion binnenrijden tijdens de openingsceremonie. Ik kan de foto niet meer vinden maar Paul Scheffer zie ik in gedachten nog voorbij fietsen. Je struikelde over de geheime agenten. Een aangename temperatuur maar het was wel Koude Oorlog, en links hield rechts in de gaten en andersom. Ik verbaasde mij over een vloeiend Nederlands sprekende Rus die uitgebreid dineerde met Nederlandse delegatieleden. Maar ik heb ook verslagen van de BVD gezien over de Nederlandse voorbereiding van dit festival. Wie daar precies infiltreerde heb ik nooit geweten. Maar dat je als journalist niets en niemand moet geloven had ik ook toen al als principe.
Mijn Britse collega werd wild enthousiast toen ik vertelde aanwezig te zijn geweest bij een ontmoeting van Jan Pronk (PvdA-minister) en Arthur Scargill. De laatste wordt tot op de dag van vandaag nog steeds in het Verenigd Koninkrijk gezien als een levensgevaarlijke revolutionair. Toen de aartsvijand van Margaret Thatcher en leider van de Britse mijnwerkersbond. Mijn verhaal deed het goed in de Britse pers. Dat ik Jan Pronk bedwelmd door de Cuba Libre en de mojito’s met anderen naar zijn hotelkamer heb gedragen haalde de krant niet. Cuba, Castro, het was fout en het is nog steeds een beetje fout al wordt het foute steeds iets minder.
Gratis onderwijs en gratis zorg, het werd in discussie vaak weggestreept tegen repressie en straffe leiding. Inderdaad het mooie weer, de zwoele muziek, de salsa dans en de oude Chevy’s, het behoorde allemaal tot de linkse romantiek. De VS hebben Castro er nooit onder gekregen, hoe vaak het ook werd geprobeerd. Het had al iets van een museum, maar nu gaat het revolutionaire paradijs langzaam maar zeker over in de handen van de reisbureau’s, de zonaanbidders en is het de Caribbean Dream van Kees Tol, Nick en Simon. De geschiedenis is voorbij.
Kees Boonman, politiek commentator