Opinie & Commentaar

Over vrijheid en mondkapjes

foto: Pixabayfoto: Pixabay
  1. Nieuwschevron right
  2. Over vrijheid en mondkapjes

[EO] Onze columnist Arend Jan Boekestijn las afgelopen tijd Freedom: An Unruly History van Annelien de Dijn. Het is een lijvig boek waarin ingegaan wordt op 2500 jaar denken over vrijheid. In zijn column reflecteert hij op dit boek, dat vorige maand uitkwam.

Wij leven in een wereld waarin het evenwicht tussen het individu en de samenleving steeds meer zoek lijkt te raken. Sommige medeburgers zijn zo vervuld van hun individuele vrijheid dat zij de verplichting om mondkapjes te dragen ronduit afwijzen. Kennelijk telt hun eigen vrijheid zwaarder dan de veiligheid van de ander.

Ook is tegenwoordig de vrijheid van meningsuiting een wapen in handen van conservatieve politici, zoals Matteo Salvini in Italië in zijn verzet tegen een wet die discriminatie van minderheden verbiedt. Ook hier telt kennelijk de eigen vrijheid zwaarder dan die van een minderheid. De Utrechtse historica Annelien de Dijn pleit in een vuistdikke en goed leesbare studie over 2500 jaar denken over vrijheid voor een herstel van het evenwicht tussen individu en samenleving.

Negatieve vrijheid

Al in de Oudheid werd er volgens De Dijn geworsteld met de spanning tussen wat de Britse filosoof Isaiah Berlin in een beroemd essay uit 1958 negatieve en positieve vrijheid noemt. Negatieve vrijheid betreft de kern van het klassieke liberalisme en richt zich op de rechten van het individu. Het verwijst naar het domein waarbinnen iemand ongestoord door anderen kan doen of zijn wat in zijn vermogen ligt. De vrijheid om te doen wat je wilt en het recht om door de overheid met rust te worden gelaten. Het is de afwezigheid van dwang door de staat, de meerderheid of de massa.

Negatieve vrijheid betreft dus het individu en vereist een onthouden van de staat. Het gaat daarbij om de klassieke liberale grondrechten als bijvoorbeeld vrijheid van handel, vrijheid van meningsuiting, vrijheid van vereniging en vergadering, het recht op leven, de vrijheid van drukpers en de godsdienstvrijheid.

Positieve vrijheid

Positieve vrijheid richt zich veeleer op de samenleving. Mensen, zo leerden filosofen als Rousseau, de inspirator van de Franse Revolutie van 1789, en Marx, de grondlegger van het socialisme, beleven pas positieve vrijheid als zij meester over zichzelf zijn. Het gaat dan om de vrijheid om als burgers te bepalen hoe en door wie je bestuurd wordt; met andere woorden, om democratie.

Mensen zijn pas vrij als zij zelf invloed kunnen uitoefenen op het beleid van de overheid. Hierbij gaat het dus vooral om het actief en passief kiesrecht en om het recht en de plicht op politieke participatie. De Dijn gebruikt deze definitie van positieve vrijheid als zelfbestuur.

Er bestaat echter bij aanhangers van totalitaire ideologieën een veel verdergaande conceptie van positieve vrijheid dan zelfbestuur. Het gaat hier om het idee dat je pas waarlijk vrij bent, wanneer je in een specifieke samenlevingsvorm leeft, bijvoorbeeld in, zoals Marxisten het zagen, de socialistische heilstaat. Op dit punt zag Isaiah Berlin, wiens familie vluchtte vanwege de Sovjet-Revolutie van 1917, een enorme spanning tussen zijn geliefde liberale, negatieve vrijheid, en de ideeën van positieve vrijheid. De Dijn heeft hier merkwaardig genoeg minder aandacht voor.

Spanning

Isaiah Berlin wees erop dat er spanning kan optreden tussen positieve en negatieve vrijheid. Indien er te veel nadruk gelegd wordt op de noodzaak van een specifieke samenlevingsvorm komt het individu gemakkelijk in de verdrukking.

Politici zouden bijvoorbeeld kunnen besluiten om de samenleving gelijker te maken ten koste van vrijheid. Een overheid die een dure verzorgingsstaat optuigt zal de belastingen bijvoorbeeld moeten verhogen en dat zal de vrijheid van mensen beperken. De Dijn stelt, niet onterecht, dat Berlin negatieve vrijheid van groter belang achtte dan positieve vrijheid. De Dijn noemt echter niet dat Berlin eveneens zijn hele leven lang een pleidooi hield om een evenwicht te vinden tussen individu en samenleving, dus tussen negatieve en positieve vrijheid.

Nu was Isaiah Berlin zelf helemaal geen conservatief die gruwde van big government. Hij stemde op Labour en had waardering voor Roosevelt's New Deal. Berlin's behoefte om negatieve vrijheid te beschermen kwam vermoedelijk ergens anders vandaan. Hij vreesde dat arbeiders massaal zouden gaan stemmen op marxistische partijen. Als dat zou gebeuren zou een tirannie van de meerderheid, bestaande uit armen, korte metten maken met de vrijheid van de rijken en met individualisten zoals hijzelf. Vandaar zijn pleidooi voor een evenwicht tussen positieve en negatieve vrijheid.

Grieken en Romeinen

Terwijl Berlin vooral de spanning tussen negatieve en positieve vrijheid benadrukte, laat De Dijn zien dat sommige Griekse denkers meenden dat zoveel mogelijk negatieve vrijheid tot zoveel mogelijk positieve vrijheid zou leiden. Zij zetten zich af tegen de macht van de Perzische koningen die bepaalde wat je moest doen en zomaar je bezittingen konden afnemen. Iedereen die leefde onder het juk van een Perzische vorst was eigenlijk een slaaf. De enige manier om de negatieve vrijheid daadwerkelijk veilig te stellen was zelfbestuur waarin zoveel mogelijk mannen een stem kregen in het bestuur van de polis, de eigen stad.

Niet alle Griekse denkers waren overigens voorstander van democratie. Sommige wezen erop dat een tirannie van de meerderheid vrijheden zouden kunnen inperken. Dat was en is een valide argument maar het alternatief van het bestuur door een oligarchie is vaak een nog grotere bedreiging voor vrijheid dan democratisering. Plato had daar geen boodschap aan en droomde zelfs van een Koningsfilosoof die wijze besluiten zou nemen. Wat te doen, echter, indien een dergelijk persoon niet voorhanden is?

Ook in de Romeinse Republiek had het volk medezeggenschap. Zelfs toen het daarmee was gedaan tijdens het keizerrijk bleven Romeinse auteurs terugverlangen naar de democratie van de Republiek. Na de val van het Romeinse keizerrijk continueerde de monarchie zijn zegetocht gedurende de Middeleeuwen. Al waren er belangrijke uitzonderingen. Stadslucht maakt vrij en dat gold met name in Midden- en Noord-Italië en in de Lage Landen.

Tijdens de Renaissance werd juist daar, in Florence en Venetië, maar ook in Brugge en later Amsterdam, het Griekse en Romeinse idee dat burgers niet door een vorst hoeven te worden bestierd maar inspraak zouden moeten hebben, door de humanisten weer onder de aandacht gebracht.

Atlantische revoluties

In de 18e eeuw braken de Atlantische revoluties uit, ingegeven door de wens om een democratie te vestigen. In Amerika (1765-1783) slaagde men erin om een vrije federale republiek tot stand te brengen. In Frankrijk (1789-1799) ging het fout en aten de revolutionairen hun eigen kinderen op. De tegenstanders van democratie, die altijd gewaarschuwd hadden voor de tirannie van de meerderheid en voor anarchie, zagen zich in hun gelijk bevestigd.

De Dijn wijst deze opvatting af. Het Amerikaanse succes bewijst dat een mislukking niet onvermijdelijk was. Er was in Frankrijk eenvoudigweg weinig ervaring met republikeins zelfbestuur. Bovendien wilden de vijanden van buitenaf de revolutie terugdraaien. Het gevolg was dat de revolutie ontaardde in tirannie en geweld.

Conservatieven

Conservatieven hebben tot op de dag van vandaag baat gehad bij de mislukking van de Franse revolutie. Tot hun ontzetting waren de revolutionairen tot de slotsom gekomen dat politieke vrijheid een zekere mate van economische gelijkheid vereiste. Om eigendomsrechten te beschermen trachten conservatieven democratisering te vertragen. Democratie zou immers leiden tot de tirannie van een meerderheid van armen die geen boodschap zouden hebben aan de negatieve vrijheidsrechten van de rijken, ja van alle individueel ingestelde mensen.

Ook toen na de Tweede Wereldoorlog, het gevecht tegen democratisering een achterhoedegevecht was geworden bleven liberalen onder invloed van Berlin negatieve vrijheid hoger achten dan positieve vrijheid. De Dijn denkt dat de Koude Oorlog hier een belangrijke rol heeft gespeeld.

Belang

Wat is nu het belang van De Dijn’s boek voor onze tijd?

In de eerste plaats is het van belang om hier te benadrukken dat De Dijn een voorstander is van representatieve democratie en dus niet van referenda. Zij stelt in een lezing voor Studium Generale in 2019 dat zij zich met name aangesproken voelt door de Franse Denker Tocqueville (van 1835, niet die van 1840) die de tirannie van de meerderheid met name vreesde als door polarisering geen compromissen meer kunnen worden gesloten.

Invoering van directe democratie zal in De Dijn's ogen de polarisering alleen maar aanwakkeren. In het Verenigd Koninkrijk levert Brexit momenteel het bewijs. Dat lijkt mij geen onbelangrijke les in een tijd waar populisten een referendum over Nexit bepleiten.

In de tweede plaats benadrukt De Dijn, zoals we hebben gezien, dat de Atlantische revolutionairen de overtuiging bezaten dat echte politieke vrijheid alleen kon bestaan als er sprake was van een bepaalde mate van economische gelijkheid. Zij waren weliswaar groot voorstanders van het handelskapitalisme en de markteconomie maar schrokken er toch niet voor terug om erfbelasting in te voeren. In onze tijd, waarin sociaal-economische ongelijkheid is toegenomen, wat in Nederland vooral vermogen betreft, is ook om democratische redenen een hogere erfbelasting geen slecht idee.

Kossmann

De in 1997 overleden Isaiah Berlin heeft nog steeds gelijk dat gelijkheid op gespannen voet kan staan met vrijheid maar het is ook waar dat echte vrijheid in grote ongelijkheid niet kan gedijen. Je hoeft geen virtuoze seismograaf van het sentiment te zijn om vast te stellen dat deze aloude opvatting snel aan terrein wint. De Dijn heeft dus de tijdgeest aan haar zijde.

Overigens zal positieve vrijheid in de zin van politieke en meer economische gelijkheid ook altijd zijn begrenzing moeten vinden. Over dit onderwerp spreekt De Dijn zich niet uit. Iemand die dit wel deed was de grote liberale historicus E.H. Kossmann. Hij was op zoek naar termen die door de geschiedenis aan zichzelf gelijk bleven. Dat gold evident niet voor de termen rechts en links.

Het gold wel voor de term voluntarisme waarin de staat aan de maatschappij voorafgaat en daar diep ingrijpt en voor het begrip constitutionalisme waarbij de maatschappij uiteindelijk belangrijker is dan de staat en een grondwet de samenleving dan ook beschermt tegen de staat. Kossmann vroeg zich af met welk recht een overheid met een voluntaristische staatsconceptie zo diep in de maatschappij mocht ingrijpen. Hij stelde nuchter vast dat de moderne voluntaristen na 1945 nagelaten hebben een degelijke politiek theoretische rechtvaardiging te ontwikkelen. Kossmann staat dichter bij Berlin dan De Dijn.

Big intellectual history

De these van De Dijn dat politieke vrijheid eveneens een meer economische gelijkheid vereist is in algemene zin juist maar behoeft meer onderbouwing dan dat de mens een sociaal wezen is. De these ontbeert eveneens maatvoering. Wanneer is er sprake van evenwicht tussen individu en samenleving? Ik vrees dat Berlin’s observatie dat het streven naar meer gelijkheid ten koste kan gaan van negatieve vrijheid ons toch uit de slaap zal blijven houden.

Het boek van De Dijn is een prachtig voorbeeld van wat big intellectual history vermag. De Dijn's analyse van het begrip vrijheid door de eeuwen heen leert ons hoe lang de tegenstanders van zelfbestuur, democratisering (positieve vrijheid) hebben weten te vertragen met een beroep op de individuele vrijheid (negatieve vrijheid). Zonder de belangstelling van de humanisten in de Renaissance voor democratie in de oudheid hadden de Atlantische revoluties van de Verlichting misschien helemaal niet plaatsgevonden.

Interessant is ook dat de argumenten van de tegenstanders van democratie gebaseerd op het belang van negatieve vrijheid bleven opduiken toen democratisering reeds een feit was. Het zorgde ervoor dat in de twintigste eeuw positieve vrijheid in een kwaad daglicht bleef staan. De Dijn’s studie behelst een pleidooi voor een herwaardering van de positieve vrijheid en daarmee lijkt zij aan te sluiten bij de tijdgeest.

Paul Fentrop, tegenwoordig senator voor Forum van Democratie, die in zijn columns vroeger de herinvoering van het censuskiesrecht bepleitte, zal de pendule van de geschiedenis niet zo gemakkelijk weer in de andere richting weten te krijgen.

Annelien de Dijn, Freedom: An Unruly History. Harvard University Press 2020, 432 pagina’s

Ster advertentie
Ster advertentie