Mart Smeets op maandag: Ga eens trainen!
- Nieuws
- Mart Smeets op maandag: Ga eens trainen!
Neen, ik ben geen vaste bezoeker van voetbalstadions, dat geef ik toe. Drie wedstrijden in de laatste veertien jaar, dat heet toch een minimaal-kijker te zijn, of niet?
Welke die wedstrijden waren? De UEFA Cupfinale van Feyenoord in De Kuip in 2002 toen ik met eigen zintuigen kon meemaken dat een voetbalstadion kan trillen van genot (ik moest er toen trouwens werken voor de NOS), een competitiewedstrijd van Ajax tegen Vitesse (0-1). Ik was er uitgenodigd door een toenmalige bevriende relatie. Gisteren ben ik dus naar de wedstrijd Ajax-PSV geweest. Daarmee moet ik het doen.
En toch vind ik (soms) voetbal een aardige sport en wil ik me nog weleens achter de televisie verschansen om naar een (streng) geselecteerde wedstrijd te kijken.
Het voordeel van thuis-op-de-buis kijken is wel dat je bij slecht of ongeïnteresseerd spel meteen iets anders zinvols in huis kan gaan doen. Ja, dat komt inderdaad heel vaak voor; afhaken na 17 minuten. Droefgeestig voetbal maakt een mens voor even licht geïrriteerd, heb ik geleerd. Als je in een stadion zit, kan je, ook omwille de partner die je bij je hebt (en die voetbal veel leuker vindt dan ik) niet opstaan en denken: het zal wel, goedemiddag.
Gistermiddag had ik een aantal maal die ingeving: als ik thuis had gekeken, was ik afgehaakt, de pijn aan de ogen was bij tijden te veel. En dat voor een wedstrijd die geafficheerd was als een subtopper.
Wat je dan wel gaat doen in zo’n stadion? Rond je kijken, letten op anderen, je verbazen en dat soort gekke dingen. Zo kreeg ik, gaande de wedstrijd, ontzettend veel respect voor de mensen die als steward ingehuurd zijn en, in een gele jas gekleed, met hun rug naar het speelveld zitten en hun blik consequent op het publiek in de buurt gericht houden. Dat lijkt me een hondse baan. Je zit of staat daar, het echte schouwspel speelt zich achter je rug af en jij moet naar het publiek kijken en opletten dat daar geen stoute dingen gebeuren.
Ik bedacht ook dat steward zijn in het 'uitvak' helemaal een bezoeking is, want daar krijg je 546378 ziektes naar je hoofd geslingerd van de lieftallige fans van de tegenpartij. Je moet het maar willen, maar je kan veel beter stellen: je moet het maar durven.
In de rust van de wedstrijd werd Frank de Boer bedankt. De coach die vier kampioenschappen naar de Arena bracht en toen hopeloos onderuitging in Italië. Hij maakte een mooie ereronde door het stadion, maar niet nadat de lieverdjes van PSV de voormalige Ajax-leidsman op een striemend fluitconcert en een weerzinwekkend boegeroep hadden getrakteerd.
Waarom?
Waarom in hemelsnaam?
Wat is er misgegaan in de hoofden van de lieden die dat doen?
Wat zet ze aan tot die acties?
Is het blinde haat?
Doorgeslagen domheid?
Groepsgedrag? Eentje begint en de rest volgt?
Verleden week zag ik beelden van een Amerikaanse basketbalcoach, Scott Brooks, die met zijn Washington Wizards terugkwam in het stadion van zijn voormalige club (waar hij afgedankt werd). Voor Brooks ging het publiek staan en had men een ruime ovatie over die verwarmde en aangaf hoe verschrikkelijk fout dit voetbalpubliek kan reageren. De verschoftering of verloedering of, voor mijn part, de verhuftering van de maatschappij begint hier ook: het totaal ontbreken van respect voor de andere mens.
Toen, in de tweede helft Siem de Jong het speelveld betrad, werd deze ex-Ajax-speler vol en fors uitgefloten. Omdat hij nu bij de tegenstander speelde, neem ik maar aan. Op datzelfde moment zei mijn partner naast me: ‘Ik denk dat Siemmetje gaat scoren.’ Ze kreeg gelijk. Vrouwen hebben vaak gelijk in dit soort onzinnige voorspellingen. Dat heet ‘zevende zintuig’ of zoiets.
Toen we, voetje voor voetje, naar de uitgang schuifelden, vielen mijn oren en ogen op een leeftijdgenoot die rechts van me de trap beklom. Hij, een keurig geklede man met Ajax-sjaaltje om de nek, liet zijn gevoelens de vrije teugel en liet, zodat we het allen goed konden horen de zin 'Dat die De Jong de pleuris kanker kan krijgen met zijn lucky goal' op ons los.
Niemand op de trap zei iets en nogmaals braakte hij woorden als kanker en dood uit. Ik keek goed naar hem: liep hier de ineens zo spreekwoordelijke boze blanke man? Ja, boos was hij en blank ook. Op het eerste gezicht een keurig net manspersoon. Een verkoper of magazijn chef wellicht. Een man met een net gezin uit Assendelft misschien wel. Daarna riep hij weer: 'Siem de Jong krijg de pleuris tering met je pleuris tering club. Laat heel PSV toch de kutkanker krijgen.'
Dat was het moment dat een vrouw uit onze traag de trappen beklimmende club hem aansprak met het simpele: 'Mijnheer, let toch alsjeblieft op uw woorden. Er lopen hier ook kinderen bij.' De massa (vooral mannen) zweeg, maar knikte onopgemerkt en de aangesprokene keek de vrouw aan en wilde iets gaan zeggen. Tot zijn buurman, waarschijnlijk iemand die bij hem hoorde, hem duidelijk maakte dat hij zijn mond moest houden. 'Karel hou verdomme toch eens je mond, dat is beter voor ons allemaal.' Zwijgend knikten we allen en schoven zwijgend door. Ja, we waren allen geïntimideerd en blij met de interventie van die vrouw, die wel iets durfde te zeggen.
In de parkeergarage was het lang wachten en aanschuiven. Uhhh ritsen? Nou neen. De haantjes de voorsten, de brutaalsten en de werkelijk zeldzaam onbeschofte medeburgers zochten sluipwegen en drongen voor. Er ontstond een opstopping die ons in staat stelde de bijna gehele tweede helft van de EK-finale Noorwegen-Nederland dameshandbal op de radio te horen voordat we buiten waren; 27 minuten stilstaan en aanschuiven. Dat verlichtte de triest makende berusting van het moeten stilstaan en het niet-ergeren nog enigszins. Ieder nadeel, heb zijn voordeel, hoorde ik iemand op afstand zuchten. Hoewel een 1-puntsnederlaag ook wel weer flink doorkwam.
Mijn partner vroeg of ik de late middag in de Arena niet zelfs maar een beetje leuk gevonden had. Ik antwoordde: "Nou neen, want er werd zo vreselijk slecht gevoetbald, maar ik heb lekker rond kunnen kijken, dat wel." Zij knikte en deelde een observatie van vlak na het eindsignaal: "Toen de wedstrijd afgelopen was, stonden de meeste spelers moe en happend naar lucht bijeen. Ik vraag me af waar ze in hemelsnaam zo moe van waren geworden?"
De conclusie? Dat vrouwen in voetbalstadions nog weleens de waarheid spreken en durven op te treden als de rest om hen heen zwijgt. En ook en vooral dat de spelers van Ajax en PSV nog heel hard moeten gaan trainen voordat ze een heel klein beetje aan topsport kunnen gaan doen. Dit leek er niet op.
En wanneer ik weer naar een stadion ga? Uhhhh... 2002, 2014, 2016. Vul de reeks maar aan.
Mart Smeets is elke maandagmiddag te horen in Radio EenVandaag