Cultuur & Media
BNNVARA

Een eerbetoon aan de baboe

foto: Privé fotofoto: Privé foto
  1. Nieuwschevron right
  2. Een eerbetoon aan de baboe

De film 'Ze Noemen Me Baboe' ontroert en wekt bewondering op het IDFA. In De Nieuws BV vertelt maker Sandra Beerends over haar bijzondere ode aan kindermeisjes in voormalig Nederlands-Indië. Redacteur Jef van Rijk had vroeger zelf zo’n kindermeisje en toen hij de film, ter voorbereiding op het gesprek keek, ging een schok door hem heen.

In beeld verscheen ineens de toegangspoort van Roemah Penjara Banjoe Biroe. Dat was een van de Japanse concentratiekampen op Java. De poort waar wijlen mijn moeder als 13-jarig meisje doorheen was gelopen, op weg naar een periode van ontbering, angst en geweld. Nooit eerder hadden mijn broers, zussen en ik dat beruchte kamp gezien. Ik moest even stoppen met kijken, een screenshot maken en dat naar mijn familie sturen en bijkomen van de schrik.

Een speelfilm-achtige documentaire

Het beeld van Banjoe Biroe is een van de vele unieke vondsten die Sandra Beerends presenteert in haar indrukwekkende film. Vijf jaar lang dook ze in archieven, sprak ze met nog levende baboes (kindermeisjes) en hun nakomelingen, en bestudeerde ze 500 amateurfilms. Dat alles smeedde ze op sublieme wijze tot een speelfilmachtige documentaire die je van begin tot eind aan je stoel kluistert.

‘Ze Noemen Me Baboe’ vertelt het verhaal van baboe Alima, die in een Nederlands gezin in de West-Javaanse stad Bandung zorgt voor Jantje. We volgen haar als ze, met wat ze noemt ‘haar gezin’ op vakantie gaat naar Nederland en als ze terug in Indonesië de Japanse bezetting meemaakt, gevolgd door de koloniale oorlog die Nederland er voerde.

Alima wordt heen en weer geslingerd tussen loyaal zijn aan ‘haar’ Nederlandse familie en haar verlangen naar onafhankelijkheid. Alima, gemodelleerd naar een groot aantal baboes wier namen aan het eind van de film in beeld verschijnen, staat uiteindelijk voor kracht, weerbaarheid en liefde.

Mijn baboe: Inot

Beerends, zelf van Nederlands-Indische afkomst, kwam op het idee om een film over baboes te maken nadat ze zich herinnerde hoe liefdevol haar moeder altijd sprak over hún baboe. Uit gesprekken met andere Nederlandse families die in Nederlands-Indië hadden gewoond, kwam hetzelfde gevoel naar boven: liefde voor de baboe.

Zelf kan ik dat gevoel niet oproepen, omdat ik nog net geen twee jaar oud was toen de Indonesiërs ons (terecht) het land uit schopten. Maar des te meer herinner ik mij de verhalen van mijn moeder over Inot, de vrouw die voor mij zorgde. Dat was ook in West-Java trouwens, in de stad Sukabumi. Moeder vertelde hoe geweldig en lief en goed Inot was, en vooral hoe zwaar het afscheid van haar.

Ik zie het ook in de fotoboeken. Onder elke foto waar Inot op staat, heeft moeder liefdevolle dingen geschreven. Altijd als ze over Inot sprak kreeg haar stem een zachtere klank, en ging het over het definitieve afscheid in 1957 dan kwamen steevast de tranen.

Inot was al op leeftijd toen wij met de boot van Sukabumi naar het koude Nederland gingen, ons ‘vaderland’ waar niemand op ons zat te wachten. Toen mijn ouders in de jaren ’80 voor de eerste en laatste keer terug gingen naar Indonesië, was Inot reeds overleden. Wel vonden ze haar dochter terug, met wie ze een emotionele ontmoeting hadden. Inot had ons altijd gemist vertelde de dochter, die een arm bestaan leidde. Gelukkig hebben mijn ouders nog wat voor die dochter kunnen doen.

Een prachtige ode aan kindermeisjes in voormalig Nederlands-Indie

Meer van De Nieuws BV?

Volg ons op Instagram, Facebook en Twitter.

Ster advertentie
Ster advertentie