Sinan Can: 'We weten heel weinig over de Nederlanders die in Oekraïne vechten'

Vorig jaar mei overleed Jesse samen met een andere vrijwilliger in de slag om Chasiv Yar, een stad in het oosten van Oekraïne. Daar bevond hij zich in de loopgraven toen de Russen oprukten en de plaats veroverden. 

Zijn lichaam werd na lang steggelen met de Nederlandse overheid naar Nederland gebracht. Can vindt dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken zich te weinig bekommert om de Nederlandse strijders in Oekraïne: “Als je dag in, dag uit grote woorden gebruikt: ‘het is onze oorlog, we moeten Oekraïne tot het einde helpen, we moeten ze financieel, maar ook qua wapens steunen, we moeten als Europa achter ze staan’, dan vind ik het bijna hypocriet als je dan zegt, ‘als onze landgenoten daar vechten, dan wil ik daar niks van weten.’”

Jesse is niet de enige Nederlandse, of internationale vrijwilliger die zich aan de zijde van Oekraïense soldaten begaf. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken houdt daar geen cijfers van bij. “We weten heel weinig van Nederlanders die daar vechten. We weten niet om hoeveel mensen het gaat. We halen hem uit de schaduw, dat kan omdat hij niet meer leeft.” 

Bovendien is het volgens Can ook belangrijk om te weten wie er naar het Oekraïense front gaan, omdat je wil weten hoe deze mensen weer thuis komen: “Je moet nauw contact houden met de autoriteiten en met deze mensen om te weten: hoe komen ze terug? Worden het half-gefrustreerde rambo’s die terugkomen? Wat zijn het voor mensen?”

Jesse’s Strijd is nu al te zien op NPO Start. Op 15 december wordt de documentaire uitgezonden op NPO 2.