Cultuur & Media

Vergeten Reus: sullige titel in vertaling maar wel een meesterwerk

foto: Boom Uitgeverij/Altlas Contactfoto: Boom Uitgeverij/Altlas Contact
  1. Nieuwschevron right
  2. Vergeten Reus: sullige titel in vertaling maar wel een meesterwerk

[AVROTROS] Recensent Jeroen Vullings heeft het boek Vergeten Reus van Nobelprijswinnaar Kazuo Ishiguro gelezen. Ishiguro koos dit keer voor fantasy. De low fantasy welteverstaan: het subgenre waarin de verhalen in ónze wereld spelen. Behalve dit meesterwerk, las Jeroen ook de twee delen van De ondergang van het avondland van Oswald Spengler.

Kazuo Ishiguro, Vergeten reus, vertaling Bartho Kriek, Atlas Contact

Trollen in literatuur met een L, die zijn zeldzaam. Datzelfde geldt voor draken, hellehonden, elfen, kobolds, reuzen en dolende ridders. Dat is meer het speelveld van J. R.R. Tolkien, George R. R. Martin, Ursula K. Le Guin, J.K. Rowling en andere high fantasy-auteurs. Hun verhalen spelen zich af in verzonnen of parallelle werelden. Hun personages zijn nogal eens in de weer met een queeste waar het lot van hun wereld vanaf hangt. Door de heersende popcultuur, al die verfilmingen, kun je tegenwoordig niet meer heen om de fascinerende Severus Snape, de sympathieke dwerg ­Tyron Lannister, de strijdbare menskrijger Aragorn en vele anderen. Vroeg of laat zie je daar tekenen van opduiken in de hogere cultuur; zoals gebeurt met sciencefiction-elementen in de literatuur door hedendaagse schrijvers als David Mitchell, Michel Faber en Auke Hulst. Dat de kersverse laureaat van de Nobelprijs van de Literatuur, de Engelse romanschrijver Kazuo Ishiguro (Nagasaki, 1954) in zijn laatste roman The Buried Giant (vertaald als Vergeten reus) koos voor fantasy hoeft dus niet verrassend te zijn. Bovendien beoefent hij daarin low fantasy, het subgenre waarin de verhalen in ónze wereld spelen. Toch kreeg hij een verwijt van grand old dame Ursula K. Le Guin: hij zou haar door hem aangewende genre ‘minachten’.

Je kunt die klacht vertalen als: de postmodernist Ishiguro pasticheert het fantasy-genre in Vergeten reus. Dat heeft hij eerder gedaan, met een detectiveverhaal (When We Were Orphans), met sciencefiction (de dystopie Never Let Me Go), met de historische romance (The Remains of the Day). Hij gaat met zulke genres aan de haal, maakt er herkenbaar Ishiguro-proza van, waarin telkens begraven geheimen worden opgedolven en mensen het te stellen hebben met hun herinneringen, drukt er iets mee uit dat de zeggingskracht van het door hem geëxploiteerde genre vergroot. Zo is Vergeten reus (sullige titel in vertaling) meer dan een historische roman die speelt in het mythische Brittannië van de zesde of zevende eeuw, meer dan een Arthur-verhaal waaruit we leren dat je trollen niet moet opfokken, meer dan de tragische queeste van een ouder Brits echtpaar naar hun zoon. In hoogste instantie is het een meditatie over collectief vergeten, over herinneringen, trauma’s, liefde, dood.

Toch begrijp ik Ursula K. Le Guin wel. Het is zuur om te zien hoe gerespecteerde literatoren de vruchten plukken van het genre dat lang verketterd is als pulp. Zij zal nooit een Booker Prize krijgen, Ishiguro won ’m al eens. Laat staan een Nobelprijs – die is voorbehouden aan een kaste chique schrijvers, die de literatuur met een L dienen en daar geen misverstand over laten bestaan.

Daar komt bij dat Ishiguro niet vrijblijvend pasticheert. Hij verandert de standaard door zijn aanpak. Na The Remains of the Day, waarin een butler zich hyperbolisch beleefd uitdrukt, dacht iedereen opeens dat butlers in werkelijkheid zo praten. Of dat opgaat voor historische fantasy na Vergeten reus, betwijfel ik. De door Ishiguro bedachte wereld is simpelweg te specifiek om nagevolgd te kunnen worden. De belangrijke personages, het hoogbejaarde echtpaar Axl en Beatrice, de Saksische strijder Heer Wistan, de Saksische jongen Edwin en de ridder van de Ronde Tafel Heer Gawain, spreken zowel uiterst beleefd tegen elkaar alsook nogal kinderlijk direct, vrij van dubbele bodems. Je kunt die nadrukkelijke spreekwijze zien als iets dat hoort bij de langzame wereld waarin ze leven; die waarin een mist ervoor zorgt dat het westen van hun land zucht onder een collectieve vergetelheid. Het directe contact wordt zo niet belast met voorgeschiedenis. Er is geen ruimte voor grieven als je je vrijwel niets herinnert.

Jeroen Vullings

Jeroen Vullings werkt voor Vrij Nederland, als redacteur en literair criticus. Eerder werkte Jeroen onder meer voor de Belgische krant De Standaard, de NPS en de Stichting Literaire Activiteiten Amsterdam. Hij studeerde Neerlandistiek aan de Universiteit van Amsterdam en publiceerde de essaybundel ‘Meegelokt naar een drassig veldje. Literatuur in verandering’. Momenteel is Jeroen bezig met de biografie van H.J.A. Hofland. De volgende boeken heeft hij besproken:

We krijgen al vroeg in de vertelling te horen dat die mist uit de giftig riekende bek van een draak komt. Een middeleeuwse toop, maar ook een metafoor, dacht ik in dat stadium nog. Maar nee, tegen het slot komen de hoofdpersonen bijeen op een berg waar daadwerkelijk een stokoude, amechtige draak in een kuil huist. De mist is dus iets dat je letterlijk moet nemen in een verder behoorlijk niet-letterlijke, hallucinatoire wereld. Het is de adem van de vrouwtjesdraak Querig die doet vergeten, bij de een wat meer dan bij de ander. Zo blijkt de Saksische zwaardheld Wistan - die zo weggelopen lijkt uit het Oud-Engelse epische gedicht Beowulf - ongevoelig voor zulke magie. Want daar steekt de tovenaar Merlijn achter, die gek genoeg in Vergeten reus onvertaald door het leven gaat als Merlin.

Er is meer dat speels verwijst naar eerdere literatuur; zo heeft Ishiguro van de mottige ridder Heer Gawain, tot op hoge leeftijd bezig de eed aan zijn lang geleden overleden koning Arthur gestand te doen, een Don Quichot-achtige figuur gemaakt. Zowel Gawain en Arthur zijn in Ishiguro’s schrijvershanden minder nobele lieden dan hoe we ze uit de overlevering kennen; tijdens een vlucht door een knekelgewelf waar een hellehond huist, wordt de suggestie gewekt dat Gawain op last van zijn koning kinderen heeft afgeslacht. Wat dat betreft is Vergeten reus een revisionary Arthurian legend en daar hoort ook een andere kijk op de geschiedenis bij. Die levert Ishiguro, op fijnzinnig literaire wijze. Niets is nadrukkelijk in deze roman, want niets kan zeker worden geweten. Uiteraard hebben zijn personages hun zekerheden: Axl en Beatrice weten dat ze van elkaar houden en dat ze hun zoon die opeens weg was, willen zoeken. Maar of ze ooit harde woorden tegen elkaar hebben gesproken, en waarom hun zoon verdween, ze hebben er geen idee van. Dat maakt ze bij uitstek onbetrouwbare vertellers in een nabije, maar vreemde wereld waarin niet alles verklaard kan worden, of het nu een vastgebonden meisje is dat ergens aangetroffen wordt, monniken die het vlees van hun lichaam laten afscheuren door vogels, of een veerman die alleen geliefden die echt van elkaar gehouden hebben samen overzet naar gene zijde.

Het langzaam rijpende besef wat er echt gebeurd is, zowel in de samenleving als in de persoonlijke levens van de personages, maakt Vergeten reus geladen. Die waarheden over de gruwelijke oorlog tussen Arthurs Britten en de Saksers, die door de mist niet herinnerd konden worden, komen desastreus aan.

Ik denk dat de portee van Vergeten reus niet los gezien kan worden van de immigrant die Ishiguro als schrijver is gebleven; hij verhuisde als vijfjarige van Japan naar Engeland. Zijn parabel keert zich tegen de louterende kracht van het herinneren. Als de mist tegen het slot van Vergeten reus optrekt, dreigt een genocide van Saksers op Britten, uit wraak vanwege een eerdere volkerenmoord. Om in vrede te leven is juist vergeten nodig, of dat nu binnen een liefdesrelatie is of in een land. Alzheimer kan weldadig zijn, zegt Ishiguro’s wijze meesterwerk.

Oswald Spengler, De ondergang van het avondland. Twee delen. Vertaling Mark Wildschut, Boom Uitgeverijen

Zou het pessimistisch levensgevoel dat de titel De ondergang van het avondland direct oproept, ooit grootser zijn uitgedrukt dan door Oswald Spengler? Die ‘ondergang’ heeft niet alleen betrekking op onze westerse beschaving, maar op álle (hogere) beschavingen van naam en faam. Voor deze cultuurgeschiedenis (uitgegeven in twee delen in 1918-1922) putte de Duitse geschiedfilosoof Spengler (1880-1936) vrijelijk uit het verloop van een achttal wereldbeschavingen, waaronder die van de Chinezen en de Azteken. Culturen vergelijkt hij met organismen en daarmee komen de stadia geboorte en dood in het spel. Net als organismen zijn culturen aan een begin- en eindfase onderhevig. De consequentie van deze organisme-vergelijking is fors: culturen zijn niet aan een specifieke tijd of regio gebonden, ze zijn van alle tijden. En hun opkomst en verval is iets dat in de geschiedenis herhaald wordt, aldus Spengler.

Het is een sensatie om dit eigenaardige cultuurpessimistisch monument nu eens te lezen in plaats van eróver te lezen. Je ziet dan scherp hoeveel moderne denkers voortborduren op Spengler. Die ideeënschatplichtigheid is logisch, doordat Spenglers boek niet zozeer een geschiedschrijving is als wel een filosofische duiding van al die culturen en hun onderlinge verbanden. Hulde voor deze eerste Nederlandse vertaling van Spenglers complete Der Untergang des Abendlandes.

Luister de Boekenrubriek terug

Jeroen Vullings bespreekt het werk van Nobelprijs-winnaar Kazuo Ishiguro

Ster advertentie
Ster advertentie