Drijvende krachten achter de verspreiding van diersoorten over de wereld
- Nieuws
- Drijvende krachten achter de verspreiding van diersoorten over de wereld
[NTR] Teken op een wereldkaart welke diersoorten waar voorkomen, en je krijgt een lappendeken: kangoeroes hoppen in Australië rond, maar niet in Azië; kolibri’s vliegen rond in Zuid-Amerika, maar niet in Afrika. Biologen hebben nu voor het eerst een kwantitatief model voor de hele wereld gemaakt dat deze lappendeken van diersoorten verklaart uit de drie belangrijkste drijvende krachten: schuivende aardplaten, klimatologische omstandigheden en de hoogte van gebergten. Het model berekent hoe belangrijk elk van deze drie factoren is geweest in de verspreiding van diersoorten over de wereld.
Video niet beschikbaar
Wereldkaart met bio-geografische regio’s
Een van de resultaten is een wereldkaart van twintig bio-geografische regio’s met daarop aangegeven of de grens tussen twee regio’s scherp, gemiddeld of vaag is (zie hoofdafbeelding). De scherpste grenzen komen voor op plekken waar alle drie de drijvende krachten tegelijk een rol hebben gespeeld, zoals bij de grens die wordt gevormd door het Himalaya-gebergte. Bij vage grenzen hebben schuivende aardplaten nauwelijks een rol gespeeld. De biologen presenteerden hun resultaten deze week in het tijdschrift Nature Ecology & Evolution.
Verschil fauna Bali en Lombok
In de afgelopen 150 jaar bestudeerden biologen bio-geografische regio’s vooral kwalitatief en regionaal. De bekendste scherpe grens tussen twee bio-geografische regio’s is de denkbeeldige Wallace-lijn die tussen de Indonesische eilanden Bali en Lombok door loopt. De bioloog Alfred Russel Wallace, een tijdgenoot van Charles Darwin, merkte in 1858 op dat de fauna op de eilanden Bali en Lombok sterk van elkaar verschilt, ondanks dat de twee eilanden in de recente geschiedenis maar 35 kilometer uit elkaar liggen.
De vogelsoorten op Bali zijn overwegend Aziatisch van oorsprong, en die op Lombok overwegend Australisch. Op Celebes en de eilanden ten oosten hiervan komen net als in Australië buideldieren voor, maar op Borneo en alles ten westen hiervan niet. De verklaring ligt in het feit dat Borneo en Lombok op twee verschillende aardplaten liggen die nooit dicht genoeg bij elkaar hebben gelegen.Tekst loopt door onder de afbeelding.
Nieuw model maar ook nieuwe vragen
Voor het nieuwe model hebben de biologen gegevens verzameld over het wereldwijde voorkomen van zoogdieren, vogels en amfibieën (zie afbeelding boven deze paragraaf). Die gegevens hebben ze gebruikt in combinatie met modellen van klimaatvariatie, gebergtevorming en schuivende aardplaten. Daaruit hebben ze de waarschijnlijkheid berekend dat bio-geografische grenzen bepaald zijn door een van de drie belangrijkste drijvende krachten.
Hoewel het model nieuwe inzichten oplevert over waarom bepaalde diersoorten wel op de ene en niet op de andere plek voorkomen, roepen de resultaten ook weer nieuwe vragen op. Want hoe algemeen is deze verklaring van biologische regio’s? De onderzoekers hebben niet gekeken naar planten, vissen, micro-organismen en schimmels. De grenzen van de biologische regio’s voor deze organismen zouden best anders kunnen lopen. En ook hoe belangrijk de schuivende aardplaten, de klimatologische omstandigheden en gebergten ten opzichte van elkaar zijn geweest, kan voor deze organismen anders zijn dan voor zoogdieren, vogels en amfibieën.
Radio 1 houdt je dagelijks op de hoogte over de laatste ontwikkelingen in de wetenschap
Maandag t/m vrijdag rond 16.20 uur in Nieuws en Co
Dinsdag en vrijdag rond 10.50 uur in De Ochtend
Dit artikel is verzorgd door de wetenschapsredactie van De Kennis van Nu (NTR).