Cultuur & Media

Murakami’s nieuwe roman: verhalende literatuur die de toekomst heeft

foto: Vrijdag/Spectrum/Atlas Contactfoto: Vrijdag/Spectrum/Atlas Contact
  1. Nieuwschevron right
  2. Murakami’s nieuwe roman: verhalende literatuur die de toekomst heeft

[AVROTROS] Jeroen Vullings besprak in de Boekenrubriek van de Nieuwsshow De moord op Commendatore van Haruki Murakami. In deze roman neemt een 36-jarige pas gescheiden portretschilder zijn intrek in een oud atelier in de bergachtige omgeving ten zuidwesten van Tokio. Hij hoopt in het afgelegen atelier tot rust te komen, en zijn inspiratie terug te vinden, maar het zal anders gaan.

Bruno Cheyns, Léon Degrelle. De Führer uit Bouillon, Vrijdag

De Belgisch-Waalse politicus Léon Degrelle (1906-1994) was Belgiës ‘meest beruchte zoon’, aldus zijn biograaf Bruno Cheyns. Lange tijd was van dat predikaat bijster weinig te merken in zijn bestaan. Als opgewonden katholieke scholier raakte hij beïnvloed door de denkbeelden rond de Action Française-beweging: monarchistisch, rechts-nationalistisch en conservatief-katholiek. Voor die belangen zette ‘le beau Léon’ zich ook in als achtereenvolgens student, literator en uitgever. Zijn Rex-beweging begon niet als een fascistische club. Tegenwoordig zou je het een populistische beweging noemen, gekant als zij vooral was tegen de heersende politieke elite van toen.

Op nazi-Duitsland had Degrelle het niet, openlijk bekritiseerde hij Hitler. Mussolini was een groter voorbeeld voor hem, temeer daar de Duce Rex van geld voorzag. Maar in 1938 veranderde Degrelle weer de politieke koers, naar pro-Duits. Nog steeds bleef hij loyaal aan de Belgische monarch, maar dat voorkwam niet dat hij gevangen werd gezet in het concentratiekamp van Le Vernet. Je kunt zeker stellen dat Degrelle door die ontberingen daar geradicaliseerd is tot de collaborateur zoals hij nu te boek staat. Maar zwaarder woog zijn opportunisme. Naast zijn uitzonderlijk redenaarstalent, zijn grenzeloze ambitie en zijn enorme ijver was dat zijn ultieme kracht.

De nazi’s achtten hem politiek onbetrouwbaar, dus wachtte hij tot zijn kans kwam: bij Hitlers oorlog met de Sovjet-Unie. Hier lag zijn kans om een steentje bij te dragen aan de strijd tegen het communisme, besefte hij – het voornaamste ideologische punt van Rex. Als gewoon soldaat nam Degrelle dienst in het Waals Legioen en in de gevechten aan het Oostfront stond hij zijn mannetje. De Duitsers zetten hem daarom in als propagandawapen. Hij op zijn beurt leverde zich met huid en haar uit aan de SS, vanuit zijn overtuiging dat zij de nieuwe machthebbers zouden worden. Zijn Waalse soldaten liet hij inlijven door de SS en hij presenteerde zich voortaan als Germaan.

De afloop is bekend: na de oorlog wist Degrelle te ontkomen naar Spanje, waar hij tot zijn dood buiten schot bleef. Zijn familie werd zwaar gestraft, terwijl hij een icoon werd van holocaust-ontkennende internationale fascisten.

Jeroen Vullings

Jeroen Vullings werkt voor Vrij Nederland, als redacteur en literair criticus. Eerder werkte Jeroen onder meer voor de Belgische krant De Standaard, de NPS en de Stichting Literaire Activiteiten Amsterdam. Hij studeerde Neerlandistiek aan de Universiteit van Amsterdam en publiceerde de essaybundel ‘Meegelokt naar een drassig veldje. Literatuur in verandering’. Momenteel is Jeroen bezig met de biografie van H.J.A. Hofland.

Philip Dröge, Pelgrim. Leven en reizen van Christiaan Snouck Hurgrunje, Spectrum

Philip Dröge opent zijn biografie van de wetenschapper, avonturier en spion Christiaan Snouck Hurgronje (1857-1936) met een heftige gebeurtenis in diens leven: de volwassen man wordt op primitieve wijze besneden, onverdoofd door de barbier Mohammed in Jeddah. Zijn gehavende geslachtsorgaan wordt met doeken omwikkeld, die al snel van bloed doordrenkt raken. De lezer, gewend aan eenentwintigste-eeuwse medische voorzieningen, gruwt van deze achterlijke gang van zaken. Maar de domineeszoon Christiaan had het er allemaal voor over. Zo kon hij toegang tot Mekka krijgen. In opdracht van de Nederlandse regering en uit grenzeloze nieuwsgierigheid.

Later, in 1921, zou hij het eerbiedwaardige emplooi uitoefenen van rector magnificus aan de Universiteit van Leiden, maar voordien leidde hij een romanesk leven waarbij Dan Brown zou kunnen kwijlen: wat een vertelmateriaal naar zijn hand. Ga maar na: hij bekeerde zich tot de islam, toog naar opstandig Atjeh, had een slavin, huwde een dertienjarig meisje, allemaal om niet uit de toon te vallen onder de Arabieren. Veel van zijn inzichten van toen geven te denken over ons heden: zoiets als een ‘gematigde islam’ bestaat niet, ondervond deze theoloog en arabist. Je hebt extreem-streng en gewoon streng. Ook zoiets als lS bestond al, leren we uit deze vlot leesbare levensbeschrijving van een onterecht vergeten intrigerend dubbelzinnige historische figuur.

Haruki Murakami, De moord op Commendatore. Deel 1: Een Idea verschijnt, Atlas Contact

De ik-verteller van De moord op Commendatore krijgt het zwaar voor de kiezen. Hij is in een vervroegde midlife-crisis beland. Hij is ontevreden met zijn beroep (tekenleraar en schilderaar van portretten), hij wil eens echt creatief in de weer. Deze dertiger is al net na zes jaar huwelijk tegen zijn zin gescheiden, maar in zijn desolate atelierwoning in de bergen gebeuren rare, magische dingen. Hij heeft een huis betrokken van een kunstschilder die nu kukeldement in een verzorgingstehuis zit. Hij heeft een gruwelijk schilderij laten staan: ‘De moord op Commendatore’. Dat, zo wordt verteld, is geïnspireerd door Mozarts opera ‘Don Giovanni’: de Commendatore wordt daarin al vrijwel meteen afgemaakt, maar tegen het eind keert hij terug als rondwandelend standbeeld. Er gaat meer, modern gezegd, weirde shit om in deze nieuwe Murakami. Iemand luidt de bel vanuit een grafheuvel in de tuin. Dat blijkt die Commendatore, een piepklein ventje die uit de lijst stapt om zich tegen de gang der zaken aan te bemoeien. Hij is een tot leven gekomen wijsgerig ‘idea’. Daar begint het mee, in deze in het onderbewuste tastende roman die ons nog terug naar 1938 zal voeren, naar Wenen waar het schilderij ontstaan is.

De schrijver P.F. Thomése karakteriseerde Murakami’s mysterieuze, kwikzilverachtige literatuur ooit kernachtig als ‘slaapwandelaars­­proza’. Murakami lezen is inderdaad ‘het andere’ aanvaarden, in proza van een verbeeldingskracht die onze ratio vaak te boven gaat, maar niet ons gevoel, dat de emotionele impact van al Murakami’s als vanzelfsprekend opgevoerde onbegrijpelijkheden terdege ‘herkent’. Zijn fictie is in laatste instantie niet geheel te verklaren; de kern is daarvoor te zeer naar binnen gericht en duister. Aan empathie heb je in zo’n geval meer dan aan ratio. Je kunt er dan ook het best over blijven ‘peinzen’ als een kat die zit te staren naar de vallende regen. Behoorlijk uniek proza, waarin ik ten beste de belofte van een nieuwe literaire vorm proef. Misschien is dit zelfs de soort (aan het irrationele laborerende) verhalende literatuur die de toekomst heeft.

Ik spreek dan wel over Murakami op zijn best, die voor mij het sterkst tot uiting komt in zijn intrigerende magnum opus De opwindvogelkronieken – het boek uit zijn oeuvre dat je kunt blijven herlezen en dat bij herlezing wint, zoals dat het geval is met meesterwerken als 2666 van Roberto Bolaño of Tolstojs Oorlog en vrede. Bepaald niet al zijn proza haalt dat eenzame niveau, maar bevat wel de Haruki Murakami-sensatie: dit is anders dan alles wat we gelezen hebben. Anders dan de oudere Japanse literatuur met haar geisha’s, theerituelen, samoerai en fijnzinnige kalligrafie. Ondanks de verwijzingen naar westerse literatuur, muziek en films, ondanks de Amerikaansige levensstijl van nogal wat personages is zijn proza toch ook niet honderd procent westers te noemen. Je komt nog het verst als je denkt aan schrijvers als Bruno Schulz of Franz Kafka, die eveneens ruimte bieden aan het irrationele, maar tot zulke literaire iconen verhoudt Murakami’s zeer hedendaagse schrijfstijl zich weer slecht.

Murakami op zijn best is voor mij: nauwelijks plotgedreven, gebeurtenissen gaan een magisch verband aan, gewoonweg omdat dat kán. Zelf zei de jazzfanaat Murakami ooit, over zijn wens tot schrijven: ‘Ik bedacht alleen hoe mooi het zou zijn als ik zou kunnen schrijven alsof ik een muziekinstrument bespeelde.’ Er is veel voor te zeggen om zijn proza in muzikale termen als vrije improvisatie op te vatten, het equivalent van een leesavontuur.

Luister de Boekenrubriek terug

Jeroen Vullings bespreekt 'Léon Degrelle. De Führer uit Bouillon'

Ster advertentie
Ster advertentie