In de
studie werden Nederlandse kinderen met die van 38 andere landen vergeleken. Het probleem is niet dat er te weinig materiaal beschikbaar is (speeltuin, park, sportinfrastructuur). Daar scoort Nederland het beste in van alle landen. Nederlandse kinderen zijn ook kampioen in het zich actief verplaatsen. Tachtig procent van hen fietst of loopt naar school (of een andere plaats) in plaats van met de auto gebracht te worden. Verder sporten onze kinderen in hoge mate (74 procent).
Wat is er dan wel aan de hand? "Heel wat ouders denken onterecht dat hun kind daarmee al voldoende beweegt," zegt inspanningsfysioloog Tim Takken van het Wilhelmina Kinderziekenhuis en mede-auteur van de studie. "Als je wilt dat je kind dat echt doet, dan komt het er op neer dat je zijn of haar hart dagelijks minstens een uur harder moet laten pompen dan wanneer het zich in een rusttoestand bevindt. Dat is de internationale norm die onderzoekers hanteren."
Volgens Takken hoef je ook niet ver te zoeken om het povere cijfer van 28 procent te verklaren. "Het buitenspelen verliest het van de tablet, tv en computer. Ouders mogen dan een gerust gevoel hebben als hun kinderen zich op de bank koest houden, het gaat echt ten koste van de lichamelijke beweging. Scholen zouden bovendien een belangrijke bijdrage kunnen leveren door betere gymlessen en meer activiteiten tijdens de pauzes te organiseren."
Resultaten mogelijk nog slechter
Nog opvallender: de studie beweert over onvoldoende gegevens te beschikken om het overheidsbeleid te evalueren. "Dat betekent dat de Nederlandse overheid geen enkele strategie heeft om kinderen meer te laten bewegen, zegt Takken. ‘Als er ergens een succesje geboekt wordt, benadrukken politici dat maar al te graag. Maar ze komen amper met precieze doelstellingen op de proppen, en die worden nooit concreet geëvalueerd." Het goede nieuws is dat deze studie laat zien dat er niet veel inspanningen nodig zijn om 36 procent van de minder actieve kinderen ook tot de actieve groep te laten behoren. Toch kun je er een andere kanttekening bij plaatsen. In België, waar de kinderen beduidend slechter scoorden, werden concrete meetresultaten gebruikt in plaats van met vragenlijsten te werken. Mogelijk waren de antwoorden van de Nederlandse kinderen en ouders dus te rooskleurig.
De Nederlandse onderzoekers hadden in hun eigen algemene berekening (die van de 28 procent) voorlopig nog wel onvoldoende gegevens over de 4 tot 11-jarige kinderen. Toch is het niet zeker of deze groep de resultaten van de 12 tot 17 jarigen sterk omhoog zouden hebben getrokken. De jongsten mogen traditioneel meer bewegen dan de pubers, volgens een eerder TNO-
onderzoek daalde de eerste hun activiteitsgraad tussen 2006 en 2014 met een alarmerende tien procent.
In vergelijking met andere landen zit Nederland in de middenmoot, maar te weinig bewegen is volgens de studie een wereldwijd probleem. Wanneer kinderen op jonge leeftijd niet bewegen, zullen ze niet geneigd zijn om te bewegen wanneer ze ouder zijn. Onvoldoende bewegen wordt gelinkt aan een reeks kwalen die het leven vroeg kunnen beëindigen, waaronder kanker en hart- en vaatziekten.