Opinie & Commentaar

Het gemak van de oranje bril

foto: ANPfoto: EPA
  1. Nieuwschevron right
  2. Het gemak van de oranje bril

Het valt me altijd weer op: als er grote sporttoernooien, op hoog internationaal niveau, plaatsvinden, dan gaat het trotse en brave volk van achter de Noordzeeduinen harder brullen en meer met de borst vooruit lopen. En zich in het Oranje hullen…

Een Amerikaanse vriend van me, journalist en schrijver van beroep, vraagt me dan bijna altijd waarop dat gevoel van onoverwinnelijkheid eigenlijk gestoeld is.

Hij grapt er altijd bij: "Als het vrouwen en mannenhockey betreft, dan mag het, maar toen ik uitlegde dat ook België tegenwoordig een mondiaal topteams bezit, zei hij: 'Maar de Belgen zijn altijd onderdanig en bescheiden en verschillen heel erg met jullie... Hoe kan dat, als je zo dicht naast elkaar woont?'"

Dramatische non-kennis

Het gemak waarmee de meeste Nederlanders thans omspringen met de op komst zijnde Europese voetbaltitel voor de ploeg van Frank de Boer, verbaast me. Ja, het lijkt best mogelijk dat zoiets ook gebeurt, maar niet in de zekere mate waarin de bijna van niets wetende Oranje voetbalfan zich over dit item weet te uiten.

Het lijkt erop dat we slechts ploegen met invallers voor de volgende rondes moeten opstellen om dan via de halve en hele finale ons voetballende gelijk te halen met de uitgeruste hoofdmacht. Of iets van die bijna dramatische non-kennis van zaken.

En als er dit weekend in Frankrijk, in Bretagne om precies te zijn, wordt gefietst onder de vlag van de Tour, dan kunnen bijna tweehonderd andere renners bijna wel thuisblijven, want volgens de Nederlandse wielervolger ligt de gele trui voor Mathieu van der Poel al keurig gestreken klaar.

Van der Poel moet winnen

Kijk, ook daar doen we niet zo moeilijk over: dat het startveld in Frankrijk bijna angstig rijk aan divers talent is, valt in het niet bij onze, bijna griezelige eigendunk als het om Van der Poel gaat: hij zal niet winnen, hij moet winnen.

Dan kan hij nog een paar dagen ontspannen door het land van Marianne meerijden, vervolgens met een buiging afscheid nemen van dat peloton aan collega's en afreizen naar Tokio om er Olympisch kampioen te worden op een ietwat andere fiets dan waarop hij de Tour reed.

Zo simpel ligt die redenatie bij ons allen klaar.

Sensationeel

Naar nu ook blijkt zal Van der Poel niet de enige zijn die met goud thuiskomt en in Scheveningen groots gehuldigd zal worden. Kenners hebben becijferd dat het sportdomein Nederland deze komende Spelen een sensationeel aantal medailles uit Tokio en omstreken zal ophalen. Meer dan ooit, beter dan ooit. Zegt men.

We behoren namelijk, zo denkt men in het grote algemeen, tot een groot en belangrijk topsportland waar onze sportmeisjes en -jongens het geweldig naar het zin hebben, waar alles tiptop geregeld en georganiseerd is en waar de medaillewinnaars in rotten van tien klaar staan en waar slechts goud, zilver en brons getranspireerd zal worden.

Eigenlijk hoeven bepaalde competities niet eens verspeeld te worden; we roeien, rennen, hockeyen, zeilen en judoën ons langs de gevaarlijkste tegenstanders en zingen het Wilhelmus uit volle borst. Wij zijn Oranje, wij hebben langere, sterkere, meer intelligente sporters dan vele andere landen, wij komen om te winnen, wij zijn inderdaad de afgelopen eeuw een opzienbarend veel-winnend sportland gebleken, maar... Ho effe. Zo makkelijk zit topsport toch niet in elkaar. Je moet er toch nog wel even iets voor doen, nietwaar?

Kiki Bertens

Iets meer dan een jaar geleden bestormde (ja, op fraaie manier) ene Kiki Bertens de wereldtop bij het vrouwen/damestennis. Ze deed dat knap, naderde de wereldtop met snelle passen en rake klappen en... Viel ziedend hard terug, verloor haar horizon en is nu een aanstaande ex-topspeelster. Zo ook kan het lopen.

Het veel te makkelijk in dit land rondwarende 'wij zijn de besten' wil ook weleens tegen je gericht zijn. De afgelopen weken keek ik nog weleens vol belangstelling naar de Nederlandse nationale volleybalteams. Mannen en vrouwen dus, die in de bubbel van Rimini (Italië) aan het werk waren. Ik keek naar echte topsport en hoe moeilijk het is dat op lange termijn te kunnen spelen. De Oranjeploegen deden heel knap mee, maar bleven van de finales weg; (nog) niet goed genoeg.

Kijk, de mensen die in die sport in de subtop meespelen, hebben daar een geweldige kluif aan, zo hoog is het internationale niveau. Zo boeiend is ook het streven van die sporters in die allerhoogste top een plaatsje te vinden. Hen hoor je nooit zeggen 'dat winnen we even'. Zij weten beter en gelukkig maar.

Jantje lacht en Jantje huilt

Wellicht is het een kreet of een wens van de straat: "Dat winnen we wel even". Misschien zijn we wel vreselijk verwend door de machtsexplosies van Van der Poel in het nabije verleden. En van de Oranje voetbalploeg is eigenlijk alleen maar te melden dat het Jantje lacht en Jantje huilt is.

Drie weken geleden werd de bondscoach nog bespottelijk gemaakt vanwege zijn tactische plannen en werden de poulewedstrijden afgedaan met 'saaie, simpele kost', maar nu kust men de voetballersvoeten en reizen tienduizend landgenoten naar Hongarije om daar niet te protesteren tegen wat er op sociaal-politiek niveau allemaal gebeurt, maar om de 'onzen' toe te gaan zingen en in maffe kledij 'van links naar rechts' over de Donau-bruggen te trekken, lekker dronken te worden omdat we wellicht de vermetele Tsjechen eronder hebben gehouden en dan zullen brullen dat we de allerbesten zijn. En dat ze in Bakoe de bierkranen maar alvast moeten openzetten.

'Net even te duidelijk aanwezig'

Vaak is het zo in de topsport dat de allerbesten ook ietwat terughoudend en bescheiden zijn (op de Amerikaanse basketballers na die werkelijk stuitend arrogant zijn; zij zien Tokio als een leuk vakantiereisje waar ze alles en iedereen zullen oppeuzelen…) en dan kom ik weer even terug op die Amerikaanse vriend van me.

Hoe vaak hebben we hierover al niet zitten bomen? Over, zoals hij dan zegt: "Die net even te duidelijke aanwezigheid van dat Oranjeleger op Franse, Italiaanse of Spaanse wielerwegen, bij welke kampioenschappen dan ook, in welke sporttak dan ook." Hij, die vriend dus, denkt weleens dat het komt omdat we maar zo’n heel klein landje zijn en hij refereert dan aan de film 'The mouse that roared'.

Toen ik hem ooit, bij de winterspelen van Vancouver, eens meenam naar het in Olympische kringen o zo befaamde Holland Heineken House, was hij meteen overtuigd van het organisatietalent dat achter dit instrument bestond, maar keek hij zijn ogen uit naar de manier van uiten, van kleden, van gedrag, van wangedrag (drank) van die hele grote Hollandse clan die als een Oranje golf door de Canadese stad trok.

"Het zou ook wat minder opvallend en minder luid kunnen", zei hij voorzichtig, maar zei er tegelijkertijd bij dat we, de Hollanders, toch ook wel iets unieks in ons hadden: gewoon ervoor uitkomen dat je iedere schaatswedstrijd, voetbalontmoeting, zeilregatta en tafeltenniswedstrijd of wat dan ook wint, waar dan ook.

Een brullende muis

Dan kwam het onderdeel feesten (en zuipen), voorgegaan door bekende politici of als het kon, de prins die later onze Koning werd en dat was dan wat Holland op dat moment in de wereld betekende. Inderdaad: een brullende muis.

Toen ik hem in Rio, vijf jaar geleden, in het hockeystadion ontmoette, schudde hij zijn hoofd terwijl hij naar de vol met keurig, stijlvol en niet te missen in Oranje kakkers-kleding verstopte Nederlanders keek.

Zijn commentaar toen was raak: "Jullie hebben het te goed in Nederland en dat zie je aan zo'n hockeystadion in den vreemde af. Jullie bezetten dat ook meteen. Het is hier Brazilië, het is hier armoede, maar dit deel hier is geheel Oranje gekleurd, met hier en daar nog wat plukjes aan andere nationaliteiten."

Toen ik hem zei dat je in de schermhal waarschijnlijk geen Oranje zou tegenkomen, knikte hij: "Daar heb je finesse nodig…"

Door de jaren heen leerde ik hem veel over ons land, waar hij overigens graag komt. Hij maakte hier ooit een reportage in het café waar Rintje Ritsma weleens een biertje dronk. Een heel authentieke benadering van een sportverhaal, vond ik dat toen. Hij beschreef Ritsma en constateerde dat in het café niet tot nauwelijks de kleur Oranje te zien was en dat niemand blaaskakerig over de schaatser sprak. "Dat is ook Friesland", legde ik hem dan uit.

Te opvallend

In een ander gesprek zei hij eens: "Wellicht dat het ook die kleur is. Het lijkt haast wel te opvallend, je kan er gewoon niet omheen... Ja, dat is het, je kunt er niet omheen.” Wellicht.

Maar hoe komen we dan aan die zekerheden rond het “wij winnen”. Op de voetbal-tv zei een bekend journalist deze week dat er eigenlijk helemaal niets aan dit voetbalkampioenschap was. Nu zo'n ongelofelijk simpele tegenstander als de Tsjechen... Wat moest je ermee? Daarna de moegespeelde Denen, ook al een fluitje van een cent. Kom op, begon het kampioenschap dan pas echt in London?

Ik hoop vurig dat niet iedereen zo denkt, maar ben bang dat het wel zo gaat. Maar het mag wel een paar decibellen zachter... Toch?

Ster advertentie
Ster advertentie