Opinie & Commentaar
EO

Ons vertrouwen is naïef, gelukkig maar

foto: ANPfoto: ANP
  1. Nieuwschevron right
  2. Ons vertrouwen is naïef, gelukkig maar

Het CBS was er weer duidelijk over afgelopen week. We vertrouwen meer op oom agent (74,5%) dan op meneer pastoor (31,2%), meer op mevrouw de rechter (72,9%) dan op een bankdirecteur (39,9%). We lijken veel wantrouwen in ons binnenste te koesteren, maar tegelijkertijd zijn we vaak kinderlijk naïef in ons vertrouwen. En dat is maar gelukkig ook!

Het zijn maar cijfers, zoals we er zo velen over ons uitgestort krijgen. Je kan er op twee manieren naar kijken, het glas is namelijk altijd halfvol en halfleeg tegelijkertijd. Aan de ene kant hebben we vertrouwen in politie, rechters, leger en medemens, maar we wantrouwen banken, grote bedrijven, pers en de kerken aan de andere kant. Je kan je afvragen hoe we dit moeten lezen: is de moderne mondige burger steeds beter in staat om de duistere mechanismen in onze samenleving te onderscheiden of zijn we vooral steeds banger voor wat ons aangedaan kan worden?

Ik denk dat het zo zit. Als interviewers ons vragen hoeveel vertrouwen we in elkaar en onze instituties hebben, dan denken we aan terroristische aanslagen, aan megaprocessen als tegen Holleeder, aan fraude bij gemeente-ambtenaren, het graaien van de banken, de onzorgvuldige berichtgeving van de media, de moloch die we Europese Unie noemen, en kindermisbruik in de r.k.-kerk. Maar tegelijkertijd zijn we in de praktijk kinderlijk naïef in ons vertrouwen naar elkaar.

Als ik ’s ochtends de bus neem van mijn huis naar het treinstation, dan geef ik in enkele minuten enorm veel vertrouwen, aan individuele mensen, maar ook aan instituties. Ik ga er blindelings vanuit dat de bus die voorrijdt, goed gebouwd, onderhouden en gekeurd is door bouwer en vervoerder. Ik ga er zo maar van uit dat de betreffende buschauffeur, hoewel ik deze vrouw nog nooit van leven heb gezien, een goede opleiding tot buschauffeur heeft genoten, goed haar nachtrust heeft genomen, scherp en geconcentreerd zal rijden en geen zelfmoordneigingen koestert.

Tijdens het rijden naar het station vertrouw ik blind de bouwers van het asfalt waar we over rijden; de afstellers van de stoplichten die we passeren; de andere weggebruikers die met mij de weg delen; mijn medebuspassagiers die ik niet persoonlijk ken en nooit persoonlijk zal kennen. En als ik op het station aankom en mijn kopje koffie bij de kiosk koop, vertrouw ik de brouwer van mijn koffie, degene die mijn koffie klaarmaakt en verkoopt. En zo kan ik nog wel even doorgaan. Natuurlijk: als er regels en protocollen zijn die ons garanderen dat de chauffeur zijn papieren heeft en de koffie niet vergiftigd is. Maar we weten ook dat protocollen niet kunnen voorkomen dat slechte mensen slechte dingen doen. En het gelijk van het graf ligt uiteraard op het kerkhof.

Daarom wantrouw ik gaarne dit soort vertrouwenscijfers, ook al weet ik zeker dat het CBS haar best gedaan heeft. Ik geloof dat we vaak denken dat we wantrouwig zijn, maar we handelen gelukkig vaak vol van onverdiend vertrouwen met, van en over elkaar. Kennelijk functioneren mensen vanuit een diepgeworteld vertrouwen, en dat is maar goed ook. Zodra we ons wantrouwig zouden gaan gedragen, is elk menselijk contact problematisch. Ik zou elke buschauffeur om zijn rijbewijs moeten vragen, elke medepassagier naar zijn mental state en voor elke kop koffie een voorproever moeten inhuren, zoals de monarchen van weleer.

We zijn naïef in vertrouwen op elkaar. Gelukkig maar.

Ster advertentie
Ster advertentie