Opinie & Commentaar
AVROTROS

Hans Kraay: een gentleman als analist… of?

foto: ANPfoto: ANP
  1. Nieuwschevron right
  2. Hans Kraay: een gentleman als analist… of?

In die tijd wisten wij in Nederland nog niet wat een voetbalanalist was. We hadden commentatoren die behalve vakkundigheid ook een mooi stuk ego met zich meedroegen: Herman Kuiphof, onkreukbaar en van de VPRO, Koen Verhoeff uit Den Haag, schreef geestige opmerkingen in de kantlijn van zijn draaiboek, Theo Reitsma, bijna protestants stijf, maar de beste van allen. En Hugo Walker voor de zwart-wit-wedstrijd, hoe verwrongen dit ook lijkt, maar drie wedstrijden werden in kleur opgenomen en vertoond en eentje (de minste) ging in zwart-wit. Hugo dus. Vaak MVV-Groningen. Of Groningen-MVV.

Analyseren zat nog niet in ons bestaan en in ons bloed; deels omdat de commentatoren zelf iets aan instant-analyse deden, deels omdat niemand ooit aan zo’n positie gedacht had. Wat de commentator gezegd had, dat telde en er gold in die dagen ook iets van “kunnen ex-voetballers dan ook praten?”

Ook denk ik me te kunnen herinneren dat de toen geëerde commentatoren zo’n kwebbelende studiogast helemaal niet zagen zitten; dat konden zij toen zelf toch ook: analyseren. Het was, ook al in die tijd, het goed afperken van je eigen territorium en daar waren de genoemde commentatoren uiterst vaardig in.

Toen kwam Hans Kraay. Hans Kraay senior dus, voor alle duidelijkheid. Hij had de naam een spijkerharde verdediger te zijn geweest. Of dat een verdienste was, weet ik niet. Hij was, in feite, de tweede stopperspil van Nederland, en alleen als Cor van der Hart niet kon spelen, dan kwam Kraay in het veld. Acht keer in Oranje. Ergens schuurde dat bij hem, denk ik nog steeds.

Zonder autocue

In de jaren negentig werkte ik vaak met hem samen. Dan trad hij de redactieruimte van Studio Sport binnen, ging rustig zitten en stak een sigaartje aan, terwijl hij naar de belangrijkste wedstrijden van de middag of avond keek. Soms schreef hij iets op, overlegde rustig met de jonge kerels die monteerden, ging zich verkleden (vaak kwam hij met een mooie, katoenen trui met grijze broek de studio binnen en dan trok hij een blazer aan, soms double-breasted, deed een goede stropdas voor en liep naar de grimeuse, die toen nog schminkster heette.

Ergens in het programma had hij dan een minuut of wat om iets over een wedstrijd of een aantal spelers te zeggen. Hij deed dat zonder autocue, soms legde hij zijn aantekeningen naast zich. Hij was rustig, bleef rustig en vertelde wat hij wilde vertellen. Hij had een prettige, natuurlijke en opmerkelijk kalme manier van over voetbal praten; geheel anders dan de ingewikkelde ratatouille van de jongste generatie.

Let op, voordat hij iets ging zeggen, liep hij rustig de studio binnen en (nu komt het) gaf alle medewerkers die daar aanwezig waren (cameramensen, geluidstechnici, belichters, studiochef, assistenten en ook de mevrouw van de koffie) een hand. Ja, een hand. Altijd. Vormelijk en correct, iets dat heel weinig mensen bij de televisie doen. Toen en nu. Hij deed het wel; kalm en vriendelijk. Ook opmerkelijk: zijn rustgevende, grote handen, goed gemanicuurd, karaktervol.

Of we vrienden waren? Neen, goede collega’s en ik mocht hem graag. Hij kende mijn voorkeuren voor Amerikaanse sporten en hij begon daar vaak gesprekken over; hij volgde ook andere sporten dan voetbal. Als de Wrld Series gespeeld werden, wist hij tussen welke teams dat gebeurde. Ook daarin was hij anders dan wat er nu rondloopt.

Waarheid?

Hij wist ook dat ik voetbal op gepaste afstand volgde, maar mijn huiswerk vaak goed deed. Daarbij hielp hij door het vertellen van verhaaltjes en feiten. Of hij altijd de echte waarheid vertelde? Het waren vaak grappige vertellingen, in goed Nederlands vertelde hij ze, met een licht cynische ondertoon, met een Utrechtse tongval. Hij was collega van Pierre Zenden en Guus Hiddink, hij was CIOS-man die van Jaap Nauwelaers d’Agé in Overveen les had gehad. Zoals hijzelf weleens zei: ”Ze kunnen me ook een hockeyploeg of een waterpoloteam laten trainen en coachen” en ik geloof dat hij daar wel gelijk in had. Hij had een brede kijk op sportzaken.

Ik denk dat hij gedurende de jaren negentig de trend zette voor al zijn opvolgers. Hij bleef bij de NOS, probeerde ook radiocommentaar, waar hij moeite mee had, maar wat hij toch goed deed, en verkaste op een gegeven moment naar de commerciëlen. Gek maar waar, ik zag hem na die oversteek nooit meer in levenden lijve.

Waar ik echt trots op ben? Op een bijna epische voetbalwedstrijd die in de jaren tachtig in Zeist plaatsvond. Vaak waren dat wedstrijdjes voor een goed doel en kwamen commentatoren en presentatoren dan samen om in iets te nauw zittende shirtjes een wedstrijdje te spelen tegen wie dan ook. Ditmaal was het een selectie van KNVB-personeel, veelal ex-voetballers dus en, naar bleek, geen grote vrienden van de stopperspil van de NOS-ploeg: Hans Kraay.

In alle nederigheid zeg ik dat ik op doel stond bij de NOS (voor de verre uitgooien waarschijnlijk) en dat Kraay iedereen en alles voor het strafschopgebied wegschopte. Wij hadden ook nog Frank Kramer in de selectie en die vrije geest en Kraay speelden niet op een planeet. Toch scoorde Kramer de winnende, maar de actie van de wedstrijd kwam toch op naam van Hans Kraay.

Niet meer doen he...

De KNVB-ploeg met dertigers en veertigers die allen hoog gevoetbald hadden, gebruikte de snelheid van Rob Baan als aanvallend wapen. Baan, vaardig en, zo vond ik die avond uit, bepaald geen vriend van Kraay, draafde vaak gevaarlijk richting mijn doel en toen hij een lange solo maar net gemist zag, stapte Kraay op Baan af en zei hem: ”Rob, als je dit nog eenmaal flikt, dan laat ik je de bosschages rond dit veld zien. We spelen hier voor ons plezier, het heeft geen pas deze tegenstanders te kakken te zetten.” Het bleef even stil en het spel ging door. Het was een spannende wedstrijd.

Baan kreeg de bal op eigen helft (van die man die later in Japan coach werd, heette hij niet Hans Ooft?) en begon een solo. Het veld lag open en Baan dribbelde door, passeerde vier man en naderde mijn goal en ineens zag ik Kraay vanuit zijn centrale stelling vertrekken. Het was slechts een ferme sliding en een traag optrekkende stofwolk. Tot verbazing van velen verdween Baan in een sierlijke boog over het hekje naast het veld… in de richting van de bosjes inderdaad.

Heel even bleef het dodelijk stil, je hoorde Baan in de bosjes kermen en Kraay stond op, sloeg het stof van zijn broek en shirt, keek over het hekje en zei: ”Rob, ik had je gewaarschuwd. Niet meer doen he...” Het bleef heel even stil op het veld. Hans Kraay was een spijkerharde gentleman die op zijn strepen stond, die er altijd goed verzorgd uitzag en die zijn sport kende. Een groot peloton aan voetbalpraters van de huidige generatie is schatplichtig aan hem. Hij was hun voorganger toen praten nog een kunst en een vak was.

Ster advertentie
Ster advertentie