Cultuur & Media

De internationale omgangsregeling voor Marten en Oopjen

foto: Rijksmuseumfoto: Rijksmuseum
  1. Nieuwschevron right
  2. De internationale omgangsregeling voor Marten en Oopjen

[VPRO] “Welkom thuis.” Met die woorden begon aankomend Rijksmuseumdirecteur Taco Dibbits afgelopen vrijdag zijn toespraak bij de perspresentatie van maar liefst twee nieuw verworven Rembrandt-portretten.

382 jaar nadat een pasgetrouwd stel in Amsterdam de 28-jarige Rembrandt opdracht gaf ze op hun weelderigst te vereeuwigen, hangen de twee portretten eindelijk weer in de stad waar het allemaal begon. Loop naar de Nachtwacht, volg de richting waarin kapitein Frans Banning Cocq gebaart en je staat oog in oog met the first couple van het Rijksmuseum: Marten en Oopjen.

Marten Soolmans (1613-1641) en Oopjen Coppit (1611-1689) traden in 1633 in het huwelijk. Beiden kwamen uit rijke families. Om de verbintenis te vieren werd Rembrandt ingeschakeld, die nog maar drie jaar portretten schilderde. Beide echtelieden zijn in hun mooiste kleding ten voeten uit afgebeeld. Ze lijken wel van adel. Kijk vooral even naar de schaamteloos grote rozetten op Martens schoenen, die droeg hij niet voor niets.

Oopjen oogt met haar waaier van struisvogelveren minstens zo extravagant als haar man en maakt bovendien, zelfs binnen haar eigen lijst, deel uit van een dubbelportret: onder haar zwarte zijden japon draagt ze hun eerste kind, Hendrik. Alles zag er rooskleurig uit, maar de droom viel in duigen. Zoon Hendrik overleed nog geen jaar na zijn geboorte en Marten overleed in 1641 op 28-jarige leeftijd.

In het Rembrandtjaar 1956 waren de portretten voor het eerst in het Rijksmuseum te zien, ter ere van de driehonderdvijftigste geboortedag van de schilder. Ze waren toen inmiddels in het bezit van de Franse adellijke familie Rothschild. Dit voorjaar zijn de schilderijen gezamenlijk aangekocht door het Louvre en het Rijksmuseum, en de verwerving werd vrijdag door minister Jet Bussemaker samengevat als een ‘enerverend proces’. Net als Dibbits sprak zij van een thuiskomst.


Foto: Gijsbert van der Wal/VPRO

Maar zijn de huwelijksportretten in Amsterdam écht thuis? Of worden ze nu, vanwege het gebrek aan een vaste thuisbasis, de dupe van een internationale omgangsregeling? Kunsthistoricus Peter Hecht schreef er in het blad Kunstschrift over: “Het tweejaarlijkse heen en weer tussen Parijs en Amsterdam zal de schilderijen schaden, en het gevaar dat zij op gezag van hun verschillende eigenaren mettertijd uit elkaar of zelfs kapot zullen worden gerestaureerd is allerminst denkbeeldig.”

Het is goed dat iemand zo’n nuchtere kanttekening plaatst bij alle feestvreugde. Toch is de eerste restauratie, die op 2 oktober begint, geen overbodige luxe. De lichtste kleuren komen in de huidige staat van de schilderijen namelijk niet tot hun recht. De vernislaag die er in 1956 op is aangebracht, en die sindsdien sterk verkleurd is, geeft de beide doeken een gele gloed – denk aan zwart-wit polaroids die te lang op een dashboard hebben gelegen. Voor écht wit kun je het beste even naar zaal 2.8 van het Rijksmuseum lopen om Rembrandts portret van Johannes Wtenbogaert te bekijken. Zijn kraag hangt als slingers spierwit scheerschuim om zijn schouders. Hopelijk komt het wit van Marten en Oopjens kragen dit najaar met dezelfde intensiteit tevoorschijn.

Het samenzijn van Marten en Oopjen was veel korter dan gehoopt en verwacht, maar de portretten zijn altijd bij elkaar gebleven en vormen drie eeuwen later de aanleiding voor een uniek co-ouderschap tussen twee beroemde musea. Voortaan zijn ze samen headliners op twee van de grootse erepodia ter wereld. Als je dat weet en nog eens naar de portretten kijkt, lijkt het bijna alsof die twee toen al wisten hoe belangrijk ze zouden worden.

Ster advertentie
Ster advertentie