Opinie & Commentaar

Mart op maandag: ABN-toernooi

foto: ANPfoto: ANP
  1. Nieuwschevron right
  2. Mart op maandag: ABN-toernooi

[AVROTROS] Ja, ik ben al sinds jaar en dag (jaren en dagen dus) fan van dit toernooi. Gewoon omdat ik er veel en vaak heb gewerkt en de sfeer me er beviel.

Ik mocht er Arthur Ashe ooit vragen stellen (de AVRO had de uitzendrechten, maar een NOS-journalist mocht wel even inbreken; het waren de rustige jaren zeventig toen Beatrix en Claus nog langs kwamen en aan de topspelers werden voorgesteld), ik was bij de beroemde bommelding in 1984 toen de zaal ontruimd moest worden en de heren Lendl en Connors tot gemeenschappelijke winnaars werden uitgeroepen en zag ook het wonder van 1991 gebeuren. Ivan Lendl speelde een sterk toernooi en kwam in de finale uit tegen een in Nederland total onbekende Italiaan, Oscar Camporese.

Tot verbazing van het publiek en verbijstering van de toernooileiding en Lendl won de Italiaan en liep men grommend boos naar buiten in Rotterdam: dat zoiets mogelijk was!

Ik zag grootse finales, maakte John McEnroe mee die niet voor de camera wilde verschijnen na zijn verloren finale in 1987 tegen de uiterst correcte Stefan Edberg…McEnroe passeerde me later die middag, na zijn ostentatief uitgesproken “Ik heb geen zin in een interview” en zei snel:” Sorry for that, I was wrong”.

Ik zag in 1998 de allerbeste Jan Siemerink die Rotterdam ooit te zien kreeg (finalezege op de Zweed Thomas Johansson) en was ook in de Ahoy toen, in 2007 de finale tussen Ivan Ljubicic en de redelijk onbekende Michael Joezjny gespeeld werd.

Het werd een middag van uitersten. De eindredacteur in Hilversum had in eerste instantie geen gesprekjes nodig uit Rotterdam, want er was voldoende “andere sport” voor de hele middag.

Waarschijnlijk rekende de betreffende man op zo’n anderhalf uur durende finale en liet hij weten dat ik verder niets meer hoefde te doen; ik kon op “stand by” gaan zitten kijken, maar in principe hoefde ik dus niets te doen. Overigens is dat het goed recht van een eindredacteur: hij heeft immers overzicht (als het goed is) en weet welke de ingrediënten van de hele middaguitzending zijn.

Wat gebeurde er?

Ljubicic had er, denk ik, niet zoveel zin is of was nog moe van zijn late zaterdagavond halve finale, maar zonder dat iemand er enige kijk op had was de finale gespeeld en voorbij. Ik denk dat het drie kwartier had geduurd; de laat binnengekomen toeschouwers zaten net…

Midden op het veld stond een kleine, vierkante man met zijn armen omhoog. De vraag was nu: Wie was die Joezjny? Voordat de finale begon was er van een gesprekje met hem afgezien om een reden die wel grappig was: iemand in Hilversum had gesteld dat hij ongelofelijk saai was en zich moeilijk uit kon drukken in het Engels. Dus?

Dus, doe maar niet, werd er uit Hilversum verordonneerd. Zonde van de zendtijd, zonde van de moeite… Maar nu de Rus daar met zijn armen omhoog stond, gingen de bellen ineens rinkelen.

Of ik maar zo snel mogelijk met de man in beeld kon komen, want er dreigde een flink gat in het programma van de NOS Studio Sport-middag. Ik liep de zestig meter van mijn zitplaats naar de baan, vond een cameraman die weer stond te wachten op een technicus met een microfoon en terwijl het zwaar teleurgestelde publiek (zo snel was men nog nooit van de zitplaatsen gejaagd) mopperend van de tribunes stroomde, bedacht ik dat ik nu een gesprekje aan moest gaan met een sporter waar, twee uur eerder van gezegd was “Laat maar, hij is te saai voor woorden”.

Dat gesprek dat kwam was dus in het geheel niet saai. De Rus deed zijn best in zo goed mogelijk Engels zijn gevoelens voor me neer te leggen en toonde een heel open, vrolijke kijk op het tennisleven te hebben. In al die jaren dat ik daar, in Rotterdam, me bezig mocht houden met gesprekjes, interviews, stukjes en filmpjes, was dat waarschijnlijk de leukste en meest spontane van allemaal.

Ik bedankte en hij zei “Ik moet u ook bedanken”, een antwoord dat je niet verwachtte van iemand uit die schijnbaar verwende tenniswereld.

Verwend?

Ik ga terug naar de eindjaren negentig. De toenmalige toernooidirecteur Wim Buitendijk vond het in die dagen altijd een goed idee als de NOS in het begin van de week een stevig interview opnam met een van de toppers. Dat was goede reclame voor het toernooi.

Op maandagavond was ik, samen met camera- en geluidman, gevraagd tussen zeven en acht uur klaar te staan voor de Rus Jevgeni Kafelnikov. Hij was in die jaren een heuse topper die het, dacht ik, goed kon vinden met Ahoy, de mensen daar en het publiek zag hem graag spelen.

Buitendijk liep ijsberend rond en maakte een kwartier lang excuses voor het ontbreken van de Rus. Om halfacht kwam die binnengelopen, ging tegenover me zitten en zakte meteen onderuit in zijn stoel: hij was zo moe. Mijn eerste vraag: of hij het wel leuk vond nu hier te zijn, beantwoordde hij met een lange zucht…”No, actually not”. Het was een zeer eerlijk antwoord. Ik kon zijn antwoord appreciëren.

Ik zei:” Laten we dan stoppen, dit heeft verder geen zin.” Misschien brutaal, maar zo lagen toen mijn gevoelens, hij had gewoon geen zin.
Hij zei:” O.k.” en stond langzaam uit zijn stoel op…hij gaapte en maakte aanstalten om weg te lopen…Hij riep nog iets van “sorry” en beende traag weg om dertig seconden later terug te keren en nogmaals “sorry” te zeggen en met veel misbaar weer in zijn stoel te gaan zitten.

Hij zei zich bedacht te hebben, hij wilde niet als een verwend kind overkomen en ons daaropvolgende gesprekje ging over hoe zwaar het leven van de topspelers kon zijn…reizen, trainen, spelen, vliegtuigen, vreemde hotels, tijdzones in de wereld, vermoeidheid…het werd een verrekt boeiend en zeer duidelijk verhaal. Leerzaam ook.

Hij zou eerst vijf minuten blijven zitten, maar het werden er twintig, naar ik me kan herinneren. Gaandeweg het gesprek werd hij enthousiaster en vrolijker in zijn betoog en toen hij wegliep had hij ons allen de hand geschut en nog zeventien keer “sorry” gezegd.

Ster advertentie
Ster advertentie