Opinie & Commentaar

Die vrijheid van meningsuiting, die moet nog veel vrijer

foto: ANPfoto: ANP
  1. Nieuwschevron right
  2. Die vrijheid van meningsuiting, die moet nog veel vrijer

[EO] Stel dat een Kamerlid zich tijdens een vergadering in het parlement bezondigt aan belediging, smaad, laster, majesteitsschennis, godslastering, opruiing, aanzetten tot haat, discriminatie of het verklappen van bedrijfs- of staatsgeheimen. Wat gebeurt er dan?

Het antwoord is: helemaal niets. Een rechter kan namelijk niets aanvangen omdat in artikel 71 van de grondwet de parlementaire onschendbaarheid (immuniteit) is geregeld. Artikel 71 bepaalt dat de leden van de Staten-Generaal niet 'in rechte kunnen worden vervolgd of aangesproken' voor dat wat zij in de vergaderingen van de Kamers of van Kamercommissies zeggen en evenmin voor wat zij daar schriftelijk inbrengen. Een officier van justitie die een Kamerlid zou dagvaarden wegens iets wat hij in de Kamer heeft gezegd wordt niet ontvankelijk verklaard.

Over die regel van parlementaire immuniteit is lang nagedacht. Het is immers van het allergrootste belang dat politici vrij met elkaar van gedachten kunnen wisselen over de meest gevoelige politieke zaken. Stel dat er een parlementaire politiek correcte gedachtepolitie zou bestaan die elke uitspraak in het parlement tegen het licht houdt, dan is de kans groot dat er bepaalde problemen überhaupt niet meer genoemd worden. Daar is niemand bij gebaat.

Beledigen mag niet

Parlementaire immuniteit betekent niet dat de vrijheid van meningsuiting voor een parlementariërs onbeperkt is. De Tweede en Eerste Kamer kennen immers wel degelijk regels over wat wel en wat niet is toegelaten in debatten. In hun reglementen van orde staan dat het niet is toegestaan om te beledigen, om te spreken over zaken die geheim moesten blijven of om op te roepen tot onwettige handelingen. De Kamervoorzitter kan dan eventueel tuchtmaatregelen nemen, zoals het ontnemen van het woord of het uitsluiten van verdere deelname aan de vergadering.

Toch is er iets vreemds aan de hand. Een Kamerlid die spreekt tijdens een parlementaire vergadering geniet parlementaire onschendbaarheid maar die vervalt als hij zichzelf citeert buiten het parlement. Ook als hij zijn letterlijke spreektekst op een weblog plaatst geldt die onschendbaarheid opeens niet meer. Zelfs tijdens een schorsing van de vergadering in het parlement houdt de onschendbaarheid op te bestaan. Het kan nog gekker, twitterberichten en e-mails die een Kamerlid tikt op zijn iPad in de vergaderzaal vallen waarschijnlijk niet onder de parlementaire immuniteit.

Tegenwoordig wordt er overal politiek bedreven, ook in zaaltjes buiten het parlement. Het ligt dus voor de hand om de parlementaire immuniteit uit te breiden zodat ook uitspraken van politici die zij buiten het Kamergebouw doen en eronder vallen. Het oud-Kamerlid Femke Halsema heeft daar bij haar afscheid voor gepleit. Het zou tot gevolg hebben dat het proces-Wilders gelijk kan worden gestaakt. Dat lijkt mij geen slecht idee. Het strafrecht is immers geen goed instrument om een politiek debat te disciplineren. Dat kunnen politici immers heel goed zelf. Indien iemand een vreselijke uitspraak doet, kan je er immers gif op innemen dat andere politici direct naar de interruptiemicrofoon rennen om hun afkeer kenbaar te maken.

Er is een aantal redenen waarom het voorstel van mevrouw Halsema toch geen steun verdient. In de eerste plaats biedt parlementaire immuniteit geen absolute vrijheid van meningsuiting voor Kamerleden zoals hierboven betoogd. Ten tweede, in andere landen is de parlementaire immuniteit nauwelijks ruimer dan bij ons. Tenslotte, Het Europese Hof voor de rechten van de Mens zal waarschijnlijk van elke verruiming van de Nederlandse parlementaire immuniteit gehakt maken.

Maak de vrijheid ruimer

De conclusie is volgens mr. E.C. Drexhage, aan wiens artikel ‘Drie misverstanden over de parlementaire immuniteit’ voor de Academie van Overheidsjuristen ik hier veel ontleen, dat wie de kans op vervolging van volksvertegenwoordigers wegens uitingsdelicten daadwerkelijk wil verminderen, een pleidooi dient te houden voor verruiming van de vrijheid van meningsuiting voor iedereen.

Ik ben het daar hartgrondig mee eens. Verruiming van de vrijheid van meningsuiting is immers belangrijk in een wereld waarin de angst voor de radicale islam mensen aanzet tot zelfcensuur. Daar komt nog bij dat belediging een subjectief begrip is. Wat de een beschouwt als academische religiekritiek beschouwt de jihadist als een ontheiliging die de pleger met de dood dient te bekopen.

En dan is er nog een overweging die pleit voor een verruiming van de vrijheid van meningsuiting. Indien de vrijheid van meningsuiting beperkt is weet niemand meer wat de ander denkt. Is het niet veel beter als iedereen gewoon unverfroren zegt waar hij staat? Indien iemand dan onzalige uitspraken doet, kan dat het beste in een openbaar debat voor het oog van de tv camera worden bestreden.

Laatste redmiddel

Het strafrecht is een laatste redmiddel om de rechtsstaat te handhaven. Het strafrecht betekent echter niet dat de overtreder door de straf opeens anders gaat denken. Die kans is groter als iemands opvattingen in een open debat aan de kaak worden gesteld. Als iemand in een openbaar debat moreel door het ijs zakt heeft dat immers een veel grotere impact dan een gevangenisstraf.

Laten wij teruggaan naar het klassieke tolerantiebegrip zoals Voltaire dat verwoordde: "Ik veracht alles wat u zegt, maar zal mijn leven ervoor geven dat u het kunt blijven zeggen". Verdraagzaamheid betekent letterlijk dat wij ons onwelgevallige meningen verdragen. In een klassieke rechtsstaat hoef je immers niet te beledigen maar mag het wel. Beauty is immers net als een belediging in the eye of the beholder.

Arend Jan Boekestijn is historicus en commentator bij Dit is de Dag

Ster advertentie
Ster advertentie